We pikten, na een gezellige feestje, nog even 'Pauw en Witteman' mee. Normaal gesproken een prima indutter, maar deze aflevering schudde ons klaarwakker. Aan woord minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Henk Kamp. Even dacht ik nog, dat hij er erg op leek, maar dat ik te maken had met een vers raadslid, dat nog vol zit met onbereikbare idealen. Gaandeweg bleek hij het écht te zijn en steeg mijn verontwaardiging (en die van mij echtgenoot) tot grote hoogte.
Henk had kennelijk op een onbewaakt moment een nieuw idee uitgedacht om te bezuinigen op de ww- en bijstandsuitkeringen. Dat moet hij niet doen, dat is nu duidelijk. Hij moet zijn gedachtegoed absoluut laten bewaken, voor hij het de ether ingooit. Oordeel met mij mee!
Henk Kamp is van mening, dat indien een Limburger in Apeldoorn een baan kan krijgen die hem past, hij deze baan aan moet nemen. Niet eens éven kwam in mijn gedachten het woord 'logisch' op. En natuurlijk ook niet bij Pauw en Witteman en bij de andere gasten. Een arsenaal aan problematiek werd aangedragen. Hoe was dat uit te voeren, hoe zag Henk dat in praktijk geregeld? Dan moest de werknemer maar wat verder reizen, of verhuizen, of een kamer huren gedurende de werkweek of in een hotelletje overnachten, antwoordde hij volkomen serieus. En de schoolgaande kinderen, de partner met een baan, de kosten van zo'n tweede onderkomen, de sociale contacten van een gezin? Allemaal onzin, dat was wel op te lossen. "Ach ja, het is natuurlijk niet leuk, maar het moet nou eenmaal, want een mens moet werken als er een baan voor hem is. Dat is een plicht," vond Henk. Alleen een topman van Shell voelde wel wat voor het idee: "Ik ken zoveel mensen, die gedurende de week een ander onderkomen hebben." Ja, dat zal gerust, op dat inkomensniveau, maar ik zie een werknemer in de Zorg niet snel een paar honderd euro extra uitgeven voor een tweede onderkomen elders in Nederland.
Onze minister van werkgelegenheid is vergeten, dat hij ook minister is van sociale zaken. Roept de ene minister nog, dat we vooral meer betrokken moeten zijn bij onze kinderen, dat vaders en moeders de zorg voor de kinderen moeten delen, dat vrouwen vooral ook moeten werken, de andere pleit voor een vader of moeder, die gedurende de week elders woont. Regel dat maar even, ww-er! Dan is er ook weer een minister, die het heeft over het 'nieuwe werken', maar dat is Henk Kamp tot dusver ontgaan. In tegendeel, hij wil meer forensen, vollere wegen en langere files.
Maar afgezien nog van al deze tegenstrijdigheden, van al die praktische problemen. Stel, iemand vind een baan. Krijgt een jaarcontract, heeft geen partner die werkt en kan dus verhuizen (want overal zijn scholen). Na een jaar wordt het contract niet verlengd, wat dan? Dat wordt weer verhuizen! Ik zie het helemaal voor me: ieder jaar een nieuwe hypotheek, ieder jaar een smak overdrachtsbelasting, ieder jaar nieuwe 'kosten koper', ieder jaar een andere school, ieder jaar nieuwe buren.
Het doet me denken aan de Chinese praktijken uit de Mao tijd, toen echtparen wegens tewerkstelling jarenlang uit elkaar werden gerukt. En ook de Turkse leraren en leraressen schieten me te binnen, die willekeurig in Turkije te werk worden gesteld en hun kinderen door grootouders moeten laten opvoeden.
Mijn oordeel? Onze minister van sociale zaken en werkgelegenheid ziet ze behoorlijk vliegen.
16.12.11
11.12.11
Herman van Brederode
10.12.11
Échte grote jongens zijn trots op 72%!
Waar zijn wij nou helemaal mee bezig, hier in Nederland? Rutte zei vorige week nog, dat hij nooit macht uit handen zou geven aan de EG, maar zijn woorden zijn vluchtig. Ik ben benieuwd naar het volgende debat.
En dan, nog maar even tien miljard bezuinigen. Alsof het peanuts zijn. De ideeën daarover liggen al klaar:
- Huisartsenconsult onder het eigen risico
- overdrachtsbelasting 1% omhoog
- afschaffen aftrek wegens geen eigenwoningschuld
- btw op voedsel horeca van laag naar hoog
- maximale ww-duur naar 1 jaar
- verhogen forfaitair rendement sparen en beleggen met 1%
Hoe je het ook wendt of keert, de miljarden moeten dus weer bij de de geijkte groep vandaan komen, met even specifiek genoemd: de man of vrouw die zijn baan verliest!
Gelijktijdig bereikt ons de informatie, dat banken 5 procent belasting moeten betalen over uitgekeerde bonussen die meer bedragen dan het jaarinkomen van bestuurders. Let wel: de bestuurder gaat in dat geval dus met twee jaarinkomens naar huis. Ach wat! Een klein percentage van de bevolking, dat die mazzel heeft. Maar waarom moet de ontvanger die 5% niet betalen? Ik vraag me altijd af, hoeveel uren er in een dag gaan. Zo heeft een directeur van een universiteit (stond laatst in de krant) een baan, maar verdient voor twee, omdat zijn baan is opgedeeld in twee functies. Ook zit hij (bezoldigd!) in 9 besturen. Is zijn dag langer dan die van een arbeider of een horeca-ondernemer (om maar even een tijdrovende baan te noemen)? Is het gebruik van zijn hersens kostbaarder dan het gebruik van de handen van een arbeider of de combi van handen en brein van een horeca-ondernemer? Zijn wij klootvolk minder moe van ons werk?
Even ter informatie: van de 7.255.000 huishoudens in Nederland heeft 21% een besteedbaar inkomen van 45.000 euro of meer (1.557.000 hh). 79% heeft een besteedbaar inkomen onder de 45.000 (5.798.000 hh). Een modaal inkomen is 33.000 per jaar (gegevens CBS juli 2011). Ik dacht zo: als we er nou eens een belastingschaal bovenop gooien of misschien zelfs twee. Nu is de hoogste 52%. Ben je een beetje manager hier in Nederland, dan moet je toch minstens 62 of 72% belasting kunnen betalen? Of in je huis blijven wonen zonder hypotheekrenteaftrek? Dan ben je pas geslaagd in het leven!
5.12.11
Toilet gezocht
Ja, ik zit nog in mijn ochtendjas. Dat komt omdat ik de nacht nog van mij af moet schudden. En dat moet ik bijna iedere ochtend, dus daarom loop ik doorgaans lang in een ochtendjas. De tweede reden daarvoor is stofzuigen. Na het zuigen ben ik altijd zo bezweten, dat ik dan voor de tweede keer zou moeten douchen, dus sla ik de eerste keer gewoon over. En mezelf aankleden zonder gedoucht te hebben, doe ik niet.
Maar nu wil ik het hebben over de eerste reden. Die nachten. Eigenlijk meer ochtenden, want meestal is het na zessen. Rond een uur of zes word ik wakker en overweeg dan op te staan, maar omdat het in onze slaapkamer altijd stormt in deze tijd van het jaar, duurt die gedachte maar een halve minuut. Ik ren razendsnel naar het toilet, spring direct weer in bed, draai me om en val weer in slaap. En dan begint de ellende: ik droom.
Het mag wel eens een paar weken niet zo zijn, maar meestal ben ik op zoek naar een toilet. Een zoektocht, die ofwel geen einde kent, of die uitkomt bij een voorziening, die van geen kanten deugt of zelfs geen kanten heeft. Als ik de perfecte wc vind, dan staat die midden op een plein, midden in een gymzaal of de hal van een congrescentrum. Andere perfecte wc's hebben alleen glazen wanden, die grenzen aan de gang van mijn lagere school, waar voortdurend rebelse jongetjes heen en weer lopen en me bespotten. Nog erger zijn de toiletten, die wel in een afgescheiden ruimte aan het oog onttrokken worden. Deze zijn ontzettend smerig. Meestal is er geen pot, maar een gat, waaromheen nooit is schoongemaakt. Ik zoek dan naar papier of ander materiaal, waarmee ik de vuiligheid kan bedekken, maar dat is er nooit. In andere gevallen is er iets gemaakt, dat als toilet dienst moet doen, een houten rek of een stoel met een gat erin. Soms is de zitplaats zo hoog, dat je niet weet hoe je erop of eraf moet komen. En altijd zijn er mensen. Mensen die wachten, tot ik het toilet weer verlaat. Mensen die kijken. Mensen die zich ergeren.
Ik vraag me altijd af, waarom die toiletten zo zijn gemaakt, of waarom ze op die idiote plaatsen staan. Anderen moeten toch ook naar het toilet? Ach ja, nu weet ik het weer. Die anderen zitten allemaal op die doodgewone normale toiletten die, als ik er al een vind, altijd bezet zijn.
Doodmoe word ik van mijn toiletdromen. Zo moe, dat ik al jaren geleden eens een dromenboekje kocht en hoopte dat ik erachter zou komen, wat zo'n droom betekent. Maar ik werd niet wijzer. Soms houden de dromen even op, maar ineens zijn ze er weer. Ik heb alle afwijkingen al de revue laten passeren: faalangst, minderwaardigheidscomplex, machteloosheid... Vanochtend moest ik op het toilet in het vroegere huis van mijn ouders. Het was vuil en de bril ontbrak. Bovendien kon de deur niet op slot en stond ineens een vriend van mijn broer voor me.
Wat het vreemdste van alles is: al ik wakker word, moet in nooit naar het toilet. Dat had ik om zes uur al gedaan.
Maar nu wil ik het hebben over de eerste reden. Die nachten. Eigenlijk meer ochtenden, want meestal is het na zessen. Rond een uur of zes word ik wakker en overweeg dan op te staan, maar omdat het in onze slaapkamer altijd stormt in deze tijd van het jaar, duurt die gedachte maar een halve minuut. Ik ren razendsnel naar het toilet, spring direct weer in bed, draai me om en val weer in slaap. En dan begint de ellende: ik droom.
Ik vraag me altijd af, waarom die toiletten zo zijn gemaakt, of waarom ze op die idiote plaatsen staan. Anderen moeten toch ook naar het toilet? Ach ja, nu weet ik het weer. Die anderen zitten allemaal op die doodgewone normale toiletten die, als ik er al een vind, altijd bezet zijn.
Doodmoe word ik van mijn toiletdromen. Zo moe, dat ik al jaren geleden eens een dromenboekje kocht en hoopte dat ik erachter zou komen, wat zo'n droom betekent. Maar ik werd niet wijzer. Soms houden de dromen even op, maar ineens zijn ze er weer. Ik heb alle afwijkingen al de revue laten passeren: faalangst, minderwaardigheidscomplex, machteloosheid... Vanochtend moest ik op het toilet in het vroegere huis van mijn ouders. Het was vuil en de bril ontbrak. Bovendien kon de deur niet op slot en stond ineens een vriend van mijn broer voor me.
Wat het vreemdste van alles is: al ik wakker word, moet in nooit naar het toilet. Dat had ik om zes uur al gedaan.
29.11.11
Ai Weiwei, een nieuwe bami hap?
"Dat stond laatst nog in de krant," zei ik tegen een verpleegkundige over iets op haar vakgebied. Weet begod niet meer wat, maar dat doet er niet toe. De intelligent ogende, frisse, jonge, blonde vrouw draaide zich naar me toe en antwoordde: "Ik lees nooit kranten. Daar staat zoveel narigheid in." Het was niet het moment om haar te antwoorden. Uit Ernsts voorhoofd werd een stukje huid verwijderd en ik werd geacht me daarop te concentreren. Je weet maar nooit, mannen vallen zo flauw!
Zo'n antwoord speelt daarna nog uren door mijn hoofd. In kranten staat een boel narigheid, dat ben ik met haar eens. In kranten staat ook een boel onzin, mede afhankelijk van welke krant je leest, maar iedere krant bevat toch vooral informatie. Of die leuk of niet leuk is doet er niet toe. Zonder die informatie zit ik in een gesprek al snel met mijn mond vol tanden. Ik zie het al voor me: Arabische Lente, is die warm? Tristan van de Vlis, bij welke club speelt die? Ai Weiwei, een nieuwe bami hap?
Zo zou ik het leven niet door kunnen. Zelfs met die kranten mis ik nog veel en moet dan als een dwaas afhaken, maar dat overkomt iedereen...behalve de zot die denkt alles te weten. Zo'n zot liep ik een paar maanden geleden tegen het enorme lijf. Diëtiste nota bene. Zij verzamelde artikelen voor een kankerpatiënten magazine, met een enorme voorkeur voor artikelen over voeding. Dat lag voor de hand.
Haar verse inbreng: 'Engelse broccoli met heel veel antioxidanten'. Ik meende in de afgelopen jaren toch regelmatig artikelen te hebben gelezen over de vraag, of al die antioxidanten wel doen wat ze zeggen te doen, namelijk kanker tegengaan. Een onderzoek van een half uur op internet gaf duidelijkheid. Die antioxidanten, op kweek ergens in Californië, maakten juist kankercellen, in plaats van ze af te breken. Ook dat onderzoek, in die specifieke situatie, zei niet veel, maar het leerde wel dat je niet zomaar dit soort voedingsadviezen de wereld in kan gooien. Zeker niet als het gaat om mensen met darmkanker. En dus zei ik haar, dat een disclaimer wel terecht zou zijn. Dat weigerde ze, want het bericht kwam uit betrouwbare bron.
Betrouwbare bronnen bestaan sinds Diederik Stapel niet meer. Voor wie geen kranten leest: een sociaal psycholoog, o.a. verbonden aan het Radboud Ziekenhuis, die sinds 2002 al zijn onderzoeksresultaten uit de duim heeft gezogen. Zo zijn vleeseters niet bewezen agressiever dan vegetariërs, ondanks zijn beweringen. Ja rustig maar, hij is ontslagen.
Het lezen van kranten heeft zin, ondanks het feit, dat informatie vaak niet helemaal klopt of helemaal niet klopt, dat het gekleurd is of overdreven. Het is de start van kennis waarmee je, als je écht wilt weten hoe de vork in de steel zit, verder kan zoeken in andere media. Dat geldt ook voor artikelen over de Velsense politiek. Als je écht wilt weten hoe het zit, ga dan zelf naar een raadsvergadering, want als ik de artikelen lees vraag ik me altijd af "Was ik daar zelf wel bij?"
geen nieuwe bami hap |
24.11.11
Lulkoek over zon en naalden
De droom waar ik uit ontwaakte was al niet best. De dode was naaste familie van me en ontzettend dierbaar. Huilen lukte niet. Mijn hele wezen was verkrompen van verdriet en paniek over de eeuwige scheiding. Maar in dromen lijken sommige oplossingen voor de hand liggend: ik stapte op een brommer en ging de geliefde achterna, vast besloten niet zonder haar verder te leven.
Het geluid van de brommer stopt niet als ik wakker word. Ik weet direct uit welke tuin het komt en nog voor ik het verderf van de droom van me af kan schudden, slaat een lichte paniek over de echte wereld toe. Het kwam eraan, dat wist ik, maar naarmate de weken verstreken dacht ik, dat het wel anders zou lopen. Ernst had er toch veel moeite voor gedaan om de buurman op andere gedachten te brengen.
Ik loop naar het raam en zie een man met helm en oranje kleding in veel touwen hangen. Vanaf zijn pilaar, de kale, halve stam van de boom die er stond, kijkt hij mij even aan. Ik voel ineens de tranen over mijn wangen druppelen. Ernst is al beneden. Ik kan hem niet groeten en ook niet vertellen wat er is, want mijn keel zit dicht en de tranen blijven maar komen. Een kwartier later durf ik hem alleen te vertellen over de droom, niet over de boom. Wie huilt er nou om een boom?
Die eeuwig (wat zeg ik, eeuwig?) groene naaldboom zat vol met nesten en ieder voorjaar leefde er een eksterfamilie. Een stuk of acht jonge vogels, die we langzaamaan volwassen zagen worden. Ze poepten onze tafel vol en ook de rugleuningen van de stoelen kregen zebraprint van eksterpoep, maar wat kon dat schelen? De kraaien hadden er hun onderdak, maar ook de mussen, merels, vinken en mezen.
De boom nam zon weg, vond de ene buurman. De andere had last van de naalden. Nou, schaf een bladzuiger aan voor 39 euro en probleem twee is verholpen. Probleem een was lulkoek. Onze tuinen liggen pal op het zuiden. Een onmisbaar artikel is de parasol, anders smelt je weg. Wij hebben er drie, de buren twee en de (vorige) eigenaar van de boom heeft een groot zonnescherm. Tuinen op het zuiden van 25 meter diep en dan zeuren over één boom, die zon wegneemt. Het is schandalig, het is moord, het is misdadig. Absoluut een reden om flink te moeten huilen. Ik kan op mijn spartamet stappen, de boom achterna, maar dit is geen droom. Hij is al vermalen tot brandhout. Wat van hem rest levert alleen nog CO2 op, geen O2.
15.11.11
Christelijk dierenleed
'Het jachtseizoen in Spanje is in volle gang' schrijft mijn krant. Nee, niet op stieren, ook niet van stieren op mensen, maar van mensen met honden op hazen en fazanten. Normale jacht dus, als je jagen überhaupt normaal kan noemen. Als hobby vind ik het een vreemde bezigheid, als broodnodige voedselvoorziening volkomen gerechtvaardigd. Deze jacht is echter een oeroude traditie (alweer) en geldt al sportief tijdverdrijf. Voor deze Spaanse jacht worden speciale hazewindachtige honden gefokt: de galgos. Maar Spanje zou Spanje niet zijn, als er iets goed mis is met deze jacht.
De galgos moeten worden gechipt, net als alle andere honden, maar dat doen de meeste bazen niet, want als de hond niet meer geschikt is voor de jacht wordt deze meestal afgemaakt of aan een touw in een bos achtergelaten (of opgehangen). Dierenbeschermers schatten het aantal gedode honden op 40.000 per jaar. Ik krijg het koud.
Als jonge tieners liepen broer, zus en ik door een Grieks dorpje naar onze tent, toe wij een paar kinderen met een prachtig wit konijn tegenkwamen. Zo'n sprookjeskonijn. Wij aaiden het konijn en wilde net doorlopen, toen de kinderen het op te grond gooiden. Verongelijkt pakten we het beestje op en vertelden de kinderen in ons beste Grieks, dat ze er lief voor moesten zijn. Zij knikten en ratelden iets terug, wat wij niet meer konden volgen.
Een uur later liepen wij weer terug en zagen de kinderen wat verder op een heuvel spelen. Zij rolden het konijntje van de heuvel af. Razend als diervriendelijke Nederlandse kinderen dan kunnen worden, renden wij naar ze toe en probeerden het konijntje uit de handen van deze monsters te bevrijden. Dat lukte niet. Zij gooiden het witte beestje over, schopten het als een voetbal en uiteindelijk was het doel bereikt: het diertje was dood. Huilend van ellende pakten wij het op en namen het mee. Wij begroeven het met veel lieve woorden en nodeloze aaien. We legden stenen op het grafje en namen daarna noodgedwongen afscheid. Aan het eind van de middag kwamen wij weer langs het grafje. Het was leeg. Op de heuvel verderop zagen wij de kinderen, spelend met het dode konijn.
In 1987, op een terras in Istanbul, liep een jong wit katje mauwend om de gasten heen. Wij gaven haar (maar het kan ook een hem geweest zijn) stiekem wat stukjes vlees. Ik schrok toen de ober naar ons toekwam. Het zal eens niet zo zijn, dacht ik nog, dat zo'n zeikerd zo'n beestje een rotschop verkoopt. Maar mijn angst was helemaal ongegrond. De ober pakte het beestje op en aaide het lief. Hij lachte ons toe, kennelijk blij dat wij het beestje te eten gaven. Wat hij daarbij nog allemaal zei, dat was natuurlijk niet te volgen.
Op andere terrassen bij hotels of restaurants overkwam ons niet veel anders. Telkens weer waren daar de bedelende honden en de katten, die hard mauwend hun lege maag beschreven. Wij gaven ze eten en de obers keken vriendelijk toe. Soms was er een ober, die een erg lastige hond van zijn terras wilde weren, maar verder dan een armgebaar en een hard ksssst ging het niet. Zoveel anders dan die Grieken, die al die dieren met stokken en stenen te lijf gingen, ook al was het hun eigen hond.
Op Cuba, tijdens onze huwelijksreis, 'vond' ik een ukkepukkerig wit hondje op het terrein van het een hotel. Mijn Koeba. De dagen dat ik er was probeerde ik het uitgemergelde beestje op krachten te laten komen en natuurlijk hobbelde het beestje na de eerste maaltijd voortdurend achter mij aan, maar zodra ik in de buurt van een Cubaan kwam werd Koeba, ondanks mijn bescherming het liefste als voetbal gebruikt.
Sinds die tijd heb ik een mening. Ik ben er heilig van overtuigd, dat dierenliefde in het Christendom niet bestaat, althans niet van 'huis uit'. In Europa komen geen heilige koeien voor. Het Christendom behandelt een beest alleen goed, als het tot nut is. Het lam is daarop geen uitzondering. Zo anders is het in grote delen van Azië en Afrika, waar dieren net zo deel uitmaken van de samenleving als de mens. Natuurlijk bestaat er een verschil van opvatting over welk dier je wel en niet eet en natuurlijk bestaat er dierenleed, maar als de mens zelf nauwelijks te eten heeft, kan je geen Pedigree voor een hond verwachten.
3.11.11
Hans de Bruin: Kunstenaar!
Hoezo, krijgt op eind van zijn leven retrospectief? Na zijn operatie was hij
zo het ziekenhuis weer uit en hij was een en al opgewektheid? Het artikel in
het Haarlems Dagblad laat een magere Hans zien, maar nog wel met stekelhaar,
snor en sik. ‘Wat weet ik niet?’ vraag ik me ineens af. De goede vriend van
vroeger, die ik al jaren alleen bij toeval soms ergens tref, loopt in een vaart
door mijn gedachten: ik zie hem bezig met de kinderen tijdens een
verjaarspartijtje ‘kleien’ van mijn dochter; ik voel zijn armen om me heen in
de tijd, dat ik die zo nodig had; ik hoor nog zijn waarderende woorden toen
ik, uitgemergeld, in Koops probeerde weer deel te nemen aan een sociaal leven; ik herinner me al de koppen
koffie gedurende de jaren in de Voorhelmstraat; ik herinner me de flessen wijn,
die we er in zijn atelier doorheen joegen. Ik voel de tranen over mijn wangen
lopen.
Naar mijn
gevoel was het een paar maanden geleden, maar het moet al een jaar zijn
geweest, dat ik hem een paar keer sprak. Slokdarmkanker, had ik gehoord, en dat
greep mij nog meer aan dan wanneer het een andere kanker was geweest. De eerste
keer lag hij nog in het ziekenhuis. Toen ik de tweede keer belde was hij al
weer thuis. Goede prognoses, hoorde ik. Daar heb ik ervaring mee, dus maakte ik
me verder niet meer druk. Die chemo en bestraling, daar kom je wel doorheen.
Daarna moet je opbouwen, aansterken, leren omgaan met een buismaag en niet
teveel eisen stellen aan het lijf. Maar dat is niet het eind van het leven.
Hoezo dan, aan het eind van zijn leven?
Op een
ladenkastje staat een borstbeeld van zijn hand. Het is zijn vrouw. Toen ik het
kocht vroeg hij me, of ik niet liever een borstbeeld van mezelf wilde hebben.
Ik dacht direct aan Dorian Gray en sloeg het af. Bezoekers reageren nooit
op het beeld, maar ook zelden op de schilderijen van Ronnie Helder of Provino.
Dat zegt dus iets over de bezoekers, niet over de kunst. Ik koester het beeld,
de structuren, de kleuren, de bouten en moeren die borst en rug verbinden. Het is het
harnas van een vrouw, de kracht van de vrouw.
Sommige mensen
mogen simpelweg niet dood! Ze zijn iconen, ze zijn geboren als rots, ze behoren
tot de inboedel van deze wereld. Ramses Shaffy is zo’n voorbeeld. Die was er,
die is er en die had er altijd moeten zijn. Het is verkeerd, dat een schepper daar geen
rekening mee heeft gehouden, dat wij als mensen de behoefte hebben sommige
mensen op de Unesco-lijst te zetten, om ze voor het nageslacht te behouden. Hans behoort ook op die lijst.
29.10.11
Mauro
Ik lees kranten en kijk naar nieuws en achtergronden op de televisie. Dat is meestal narigheid. Oorlog, moord, recessie, terreur, aardbevingen, een kernramp, Berlusconi. Als onze (informatieve) wereld wat kleiner was, dan konden we het zo erg niet bedenken. Maar ik lig er niet wakker van, want dan zou ik geen nacht meer slapen. Vannacht lag ik wel wakker van het nieuws, voor het eerst. Er spookte een mooie, zwarte kop door mijn hoofd. Die van een Limburgse jongen van 18 jaar, die geacht wordt volwassen genoeg te zijn om het voortaan in Angola te redden.
Leers maakt een hele grote fout. Hij hecht niet aan de mens, maar aan wetten en regels. Wetten en regels, die hij en zijn voorganger in een eerder stadium aan hun laars lapten. Want aan de internationale rechten van het kind werd, toen Mauro nog geen 18 was, volkomen voorbij gegaan. Nu kunnen deze rechten niet meer worden toegepast, maar dat falend optreden zou alsnog moeten worden rechtgezet. Afgezien daarvan dienen wetten om de mens te beschermen, niet om ze kapot te maken. En dan bestaat er nog zoiets als 'uitzonderingen bevestigen de regel'.
76% Van de CDA kiezers en zelfs 59% van de PVV kiezers vindt dat Mauro moet blijven. Niet dat mij dat enigszins interesseert, want de mening van anderen is in dit geval voor mij niet relevant, maar het zou voor Leers een boodschap moeten zijn. Ook die gaat volledig aan hem voorbij. Leers is vast van plan om een jonge knul en zijn gezin kapot te maken en mensen levenslang te beschadigen.
Maar dit verwijt ik iedere politieke partij in Den Haag. De etmalen lange openbare politieke discussie over het lot van Mauro en een herhaling daarvan op het CDA congres van vandaag zijn al desastreus genoeg voor de jongen en zijn familie. Het is een schande, dat dit allemaal mag gebeuren over de hoofden van een aantal mensen heen, die geen vlieg kwaad hebben gedaan. Een jongetje van 9 jaar werd ooit door zijn moeder in een vliegtuig gezet en moet van háár actie 8 jaar later nog de consequenties ondervinden, alsof hij een misdadiger is. Aan dat spel had de hele politiek niet mee mogen doen. Dan waren er wel andere middelen geweest, zoals een motie van afkeuring of van wantrouwen. Voor die laatste komt Leers naar mijn mening sowieso al enige tijd in aanmerking.
Ik hoop vurig, dat het CDA congres zal besluiten Mauro te laten blijven. Vervolgens hoop ik, dat dit tot een flinke kabinetscrisis zal leiden, met de val tot gevolg. Dat gun ik Mauro nou écht: de Nederlandse geschiedenisboeken ingaan als de held die deze wanstaltige gedoogcoalitie om zeep bracht!
Mauro, iedereen is in gedachten bij je en wenst je al het goede van dit kneuterland!
23.10.11
Dieren in de nacht
Drie uur. Ik sluimer, met een hand in de mijne. Het is zelden, dat de temperatuur in bed perfect is, maar nu is die dat. Ik had me om willen draaien, maar die warme hand houdt me nog geruime tijd tegen. Tot ik wel moet, omdat een plekje in mijn rug me daartoe dwingt. Ik draai en voel de streling van de lakens over mijn huid. Het is alsof ik geborgen in de schoot van een moeder lig. Niets kan mij deren. Op het kussen naast mij wordt de ademhaling wat zwaarder. Dan is het of een neus even wordt opgehaald. Ik geniet ervan. Al zolang die man 's nachts naast me ligt, voel ik me weer veilig.
Kato heeft iets gehoord en springt dan getrouw met een mauw op bed. Ik aai haar kort en nestel me weer in mijn holletje van Tempur. Weer wordt een neus opgehaald, maar nu gaat de adem ook weer pruttelend naar buiten. Dan komt Babe, een lief big dat zacht knorrend van zijn slaap geniet. Maar Babe wordt rap ouder, terwijl ik geniet van de perfecte temperatuur van mijn dek. Het varkentje beweegt wat en ik hoop dat die beweging 180 graden omvat, want op de andere zij maakt hij nooit geluid. Helaas. Het varkentje ligt nu op zijn rug en groeit onmiddellijk uit tot een volwassen zwijn.
Kato is blij en zit hard spinnend op mijn kussen. Haar scherpe nagels blijven bij iedere melkslag even aan de stof van het sloop hangen, als een gestaag tikkend klokje direct naast mijn oor. Ik beweeg mijn voeten naar een wat koeler plekje aan de zijkant van het matras. Kato neemt een verandering in de ademhaling van het immer ronkende zwijn waar en springt vanaf mijn kussen met een harde plof tussen mij en het beest in. Hij wordt wakker en zegt iets, maar als ik vraag wat, ronkt hij alweer verder.
Dan moet ik plassen. Het is koud in huis en als een vlucht ren ik op en neer toilet. Kato rent mauwend mee en doet me bijna struikelen. Terug onder de dekens, draait mijn varken weer 90 graden de verkeerde kant op en fixeert mijn lichaam met een arm om me heen, nog voor ik een prettige houding aan heb kunnen nemen. Hij fluistert even 'hoi Kato', die nu mauwend op ons zit.
Het is kwart over vijf. Misschien zijn de dieren inmiddels stil, dus ik ga het nog even proberen. Slapen, bedoel ik.
Kato heeft iets gehoord en springt dan getrouw met een mauw op bed. Ik aai haar kort en nestel me weer in mijn holletje van Tempur. Weer wordt een neus opgehaald, maar nu gaat de adem ook weer pruttelend naar buiten. Dan komt Babe, een lief big dat zacht knorrend van zijn slaap geniet. Maar Babe wordt rap ouder, terwijl ik geniet van de perfecte temperatuur van mijn dek. Het varkentje beweegt wat en ik hoop dat die beweging 180 graden omvat, want op de andere zij maakt hij nooit geluid. Helaas. Het varkentje ligt nu op zijn rug en groeit onmiddellijk uit tot een volwassen zwijn.
Kato is blij en zit hard spinnend op mijn kussen. Haar scherpe nagels blijven bij iedere melkslag even aan de stof van het sloop hangen, als een gestaag tikkend klokje direct naast mijn oor. Ik beweeg mijn voeten naar een wat koeler plekje aan de zijkant van het matras. Kato neemt een verandering in de ademhaling van het immer ronkende zwijn waar en springt vanaf mijn kussen met een harde plof tussen mij en het beest in. Hij wordt wakker en zegt iets, maar als ik vraag wat, ronkt hij alweer verder.
Dan moet ik plassen. Het is koud in huis en als een vlucht ren ik op en neer toilet. Kato rent mauwend mee en doet me bijna struikelen. Terug onder de dekens, draait mijn varken weer 90 graden de verkeerde kant op en fixeert mijn lichaam met een arm om me heen, nog voor ik een prettige houding aan heb kunnen nemen. Hij fluistert even 'hoi Kato', die nu mauwend op ons zit.
Het is kwart over vijf. Misschien zijn de dieren inmiddels stil, dus ik ga het nog even proberen. Slapen, bedoel ik.
18.10.11
Holleeder en Heineken
Ik word ziek van het eeuwige nieuws over Endstra en Holleeder. Al jáááren lang kom je ze met regelmaat in de krant tegen. Wie interesseert het nog een fuck wat die twee hebben uitgespookt? De een is dood, de ander zit in de bak. De dooie was slecht, die in de bak ook. Het interesseert me ook niet wie Endstra heeft vermoord, wie geld heeft verduisterd en wie wie heeft afgeperst.
Kunnen geïnteresseerden niet via internet verder de boel volgen, dan kan ik weer rustig mijn krant lezen en het journaal zien!? Geweldig dat in de film 'Heineken' de naam Holleeder niet voorkomt. Zo zwijg je iemand terecht dood!
Kunnen geïnteresseerden niet via internet verder de boel volgen, dan kan ik weer rustig mijn krant lezen en het journaal zien!? Geweldig dat in de film 'Heineken' de naam Holleeder niet voorkomt. Zo zwijg je iemand terecht dood!
12.10.11
Platter en Dikker
H.J.A. Hofland |
Gisteravond presenteerde H.J.A. Hofland zijn boek 'Platter en Dikker' bij De Wereld Draait Door. Het is een lang essay over de 'nieuwe mens', met foto's van Roel Visser. Volgens Hofland is deze 'nieuwe mens' ergens een keer ontstaan (hij realiseerde zich dit zo'n tien jaar geleden voor het eerst) en komt hij met de tijd steeds vaker voor. Die nieuwe mens is plat(vloers) en dik, maar het kan ook 'of' zijn en natuurlijk zijn er ook magere mensen die plat zijn en dikke mensen die beschaafd zijn. Op iedere regel bestaat de uitzondering, wil hij daarmee zeggen.
Nou kan ik me bij zijn constatering wel iets voorstellen. De huidige burger heeft absoluut minder respect voor de wereld om zich heen dan vroeger. We durven politie uit te schelden, we schoppen graag naar boven, we zijn onfatsoenlijk in het verkeer en zelfs een vrouw durft keihard 'kut' te roepen. Ik doe daar niet voor onder als iets niet goed gaat (maar mijn moeder riep elk uur van de dag 'godverdomme' en mijn vader 'alle Jezus', wat is erger?).
Met de komst van Wilders kan je tegen de premier zaken zeggen als 'Doe eens normaal, man!' en een door een brievenbus pissende vent kan kamerlid worden. Het eind is zoek, zou ik zeggen. Het bevalt me niet, de verplatting van deze maatschappij. Dat durf ik wel toe te geven. Wat grove taal binnenshuis, oké, maar dan moet het toch wel ophouden. Ik zou het niet in mijn hoofd moeten halen om te vragen of onze burgemeester eens even 'normaal' zou willen doen. Het voorbeeld dat de landelijke politiek geeft is niet goed voor dit land. Punt uit.
Gek genoeg kom ik in de voorbeelden die in mijn hoofd schieten geen dikke mensen tegen. Ook geen tatoeages. Zelf heb ik er bovendien drie en ik vind mezelf noch plat, noch dik, noch 'nieuw menserig'. Ik begrijp Hoflands titel van het boek dan ook niet. Ik vind het een kortzichtige stelling, die verschillende zaken met elkaar verbindt, zonder dat het verband bestaat. Je kan vragen stellen als waar platheid vandaan komt. Je kan analyseren waarom mensen steeds dikker worden. Je kan je afvragen, waarom de populariteit van tatoeages ineens zo'n vlucht heeft genomen, ook bij 'beschaafde' mensen. En je kan je afvragen, waarom managers en directeuren zo plat zijn geworden, dat ze enorme salarissen en bonussen sans rancune in hun zak steken. Maar dat zou nu te ver gaan.
Roel Visser |
Wat ik aan de kaak wil stellen is de reactie van Hofland op vragen van Matthijs van Nieuwkerk en zijn gasten. Hofland durfde niet uit te spreken, dat hij met zijn 'constatering' over de opkomst van de 'nieuwe mens' zijn wereld zag verloederen. Hij wilde er geen waardeoordeel aan verbinden. Hij liet dat over aan de lezers van zijn boek. Ik meende toch te zien, dat Roel Visser zich daar lichtelijk blauw aan ergerde. Hij was dan ook de enige, die zich nog enigszins in die richting begaf, maar helaas ook te gecamoufleerd.
Als je dan zo'n boek schrijft, kom dan ook ronduit uit voor jouw waarheid. Noem het beestje bij zijn naam! Zeg dat je de nivellering van waarden en normen tussen verschillende lagen van de bevolking verafschuwd. Zeg dat je kots van dikke mensen, die hun vlees ontbloten zonder enige schaamte. Zeg dat je met dit boek probeert iets los te maken in onze samenleving. Dat het moet worden gezien als aanklacht tegen een almaar afzakkende maatschappij. Maar nee, het is een analyse. Hofland heeft en geeft geen waardeoordeel. Waarom schrijf je dan zo'n essay?
Ik heb zelden een zootje mensen bij elkaar gezien, die meer om de hete brei heendraaiden dan gisteravond aan tafel bij DWDD. Daar kan zelfs de politiek niet aan tippen.
Ik heb een deel van 'Platter en Dikker' gelezen in de Groene Amsterdammer. Ik vond het een warrig verhaal dat, zoals ik al schreef, verbanden wil leggen die er niet zijn en oorzaken neerlegt, die erg veel vragen oproepen.
11.10.11
De reiger, die geniepig op ons loert
Mijn heg bestond uit bomen. Gesnoeide, getopte bomen. Niets levends is sterker dan een boom. Er waren maar twee gaten in de heg. Een ervan werd opgevuld door een deur, die op slot zat. Het ander door een hekje. Voor mij een te klein hekje. Vanuit mijn witte stoel keek ik er voortdurend naar en maakte plannen, om het te vervangen voor een deur, net als in het andere gat. Dat zou van de gemeente niet mogen en dus dacht ik na over een alternatief, dat aan verordeningen zou voldoen. Het hoefde maar twee meter hoog te zijn. Lang niet zo hoog als de heg.
Geluiden hield hij niet tegen, maar wel alle zicht. Op dat gat boven het hekje na dan. Daar passeerden mensen gedurende een fractie van een seconde, maar ook mensen met een trager tred. Soms een kind, dat over het hekje keek, met een vader of moeder die het mee trachtte te lokken met lieve woorden, of een ongeduldige ouder die geen woorden vuil maakte en het kind gewoon meetrok. Alleen de postbode, de krantenbezorger, de deurwaarder en de collectanten kwamen door het hekje. Voor de postbode en de krant had ik een oplossing. Een nieuwe postbus direct ernaast. Mooie postbussen zijn duur, maar dat maakte niet uit.
Hoe ik collectanten en deurwaarders moest weren, dat wist ik niet. Vitrage is lelijk, maar er kwam vitrage. Dan kon ik zien, wie er kwam, wie het hekje opende, maar zij konden mij niet zien. De heg gaf me rust. Hij beschermde me. Hij hield de wereld buiten, op dat ene gat na, met dat hekje. Op een dag had ik de oplossing gevonden. Ik zou een deur van gaas neerzetten en dat vullen met nepplanten. Niemand zou het verschil zien en groen, dat mag zo hoog worden als je maar wilt. Ik heb het plan nooit uitgevoerd. Het mocht niet van mijn dochter. Waarom ik geen muur metselde?
Drie jaar geleden verliet ik het huis met de heg, maar sinds een paar weken wil ik mijn heg weer terug. Ik mis de veiligheid van mijn bomen, de scheiding tussen mij en de rest van de wereld. De heg was een groene façade. Tussen het oppervlakkig groen van de naalden aan weerskanten bevond zich het dode bos. Dat smalle bos was minstens dertig meter lang. In dat bos leefden spinnen, rupsen, kevertjes en kleine diertjes waarvan ik de naam niet ken. Onder de door de wind aangevoerde oude bladeren kon je een zwarte pad verwachten. De wirwar aan stammen en takken maakten het onbegaanbaar, behalve voor mij. Ik wist hoe ik naar binnen kon, waar het dode bos me toeliet. De scherpe takken deden me niets. Iedere ander hadden ze geschaafd en gesneden, misschien wel de ogen uitgestoken. Maar mij niet.
Ik had daar kunnen sterven in volledige vrede. Als deel van een boom, als voeding voor haar wortels. Ik genoot van de rottende lucht van de naalden en bladeren in de vochtige aarde. Even met je hand erdoor en iedere korrel kwam tot leven. Een mier die zijn pad weer zocht of witte kruimels die pootjes bleken te hebben. Een oranje sliertje van twee centimeter, dat behendig over voor hem enorme obstakels kroop. Een minimaatschappij, die geen weet had van leven of dood, maar op instinct door ploeterde.
Ik kan niet meer terug naar mijn bos. Het is omgezaagd. De dodelijke werking van een kettingzaag is sterker dan iedere boom. De nette rekken met klimop zijn van een nieuwe eigenaar. Nu moet ik nieuwe bomen planten, een wal die afkets en die terugslaat als het moet, zolang als het moet. Om ons tweeën te beschermen, want mijn man maakt nu deel van mij uit. Hij kan nog niet onzichtbaar worden, zoals ik dat heb geleerd. Wij wachten op een nieuwe lente. Als de reiger, die geniepig op ons loert, weer naar elders gaat.
16.9.11
Echte liefde!
"Ik was hier om de hoek en vond het belachelijk om door te rijden," zegt ze.
Dat beaam ik. Dat zou onvergeeflijk zijn! Ik zet een nespresso neer.
"Ik moet wel even manlief bellen, want die heb ik voor niets in de Bijlmer afgezet. Da's lullig, die staat nu op zo'n wezenloze vlakte van beton."
Ik trek mijn bovenlip op.
"Dat was dus voor niets om half zeven op. De enige dag dat ik uit kan slapen wordt maandag. En eigenlijk heb je ook geen avonden meer, want als ik niet om tien uur naar bed ga red ik het echt niet."
Ik geef haar helemaal gelijk. Ik heb het ook zo druk. Waar is de tijd voor jezelf? Kijk eens naar mijn huis, overal hondenharen.
"Ik heb van Bar een hele dure kam gekregen, geweldig ding. Ik pak hem even."
Ze rent de deur uit. Chipolata accepteert deze scheiding van, wat zal het zijn, 7 meter niet en blaft schel.
"Kijk, om de vacht uit te dunnen. Het werkt echt geweldig, kijk maar!" en ze wijst op Chipolata. "Wel via internet kopen, want dat is veel goedkoper."
Dat is precies wat ik nodig heb. Ik schrijf de naam van het ding op.
"Geweldig joh, die blog van jou. Zo leuk geschreven en je hebt ook humor. Vroeger maakte jij je kwaad op de verkeerde momenten, maar nu structureer je het met die blog. Zou een column kunnen zijn."
Ze heeft gelijk. Het geeft me heel veel rust.
"Ja, ik moet weer gaan. Dit was een mislukte poging tot een bezoek, maar ik was ook zo dichtbij! Ik probeer het echt nog een keer."
We zien elkaar nog zelden. Allebei 'druk, druk, druk'. De vrije avonden willen we niets anders meer dan thuis zijn, rust.
In de jaren '90 zaten we bovenop elkaars lip, met kinderen, soms een, dan weer twee mannen en gingen we met z'n allen op vakantie. Rond de jaren '00 werden we vrijwel buren en allebei (vrijwel) manloos. Als het geen koffie was, dan waren het potten thee en na vier uur natuurlijk wijn. De max lag op drie flessen, want anders kwamen we niet meer uit ons woorden en al die woorden, daar ging het om. Er was nooit tijd genoeg om alles te bespreken.
Anna vertelde later, dat dat de leukste momenten waren in haar kinderleven: 'Dan vonden jullie alles altijd goed!' Het waren altijd ongeplande bezoeken, die per ongeluk uit de hand liepen. Als we ons realiseerden dat het etenstijd was, haalden we snel een paar diepvriespizza's bij de Deka op de hoek. Nic sliep bij Anna in het stapelbed. Zij streek neer op een slaapbank in een klein kantoortje met Banja, de liefste herder in het hiernamaals, op haar voeteneinde. Wouw, dit is nostalgie!
En toen brak de duivel ons leven in tweeën en stortte ons gescheiden van elkaar in een hel, die jaren zou duren. Maar echte liefde overwint zelfs al satans verschijningsvormen!
Zij was mijn getuige op mijn huwelijk vorig jaar. Zij is mijn beste vriendin, mijn geheugen, mijn heden en verleden, mijn referentiekader, mijn karakter, mijn spiegel, mijn waarheid, mijn warmte, mijn geweten. Zonder haar was en is mijn leven niet compleet, ook al zien we elkaar nauwelijks en dan nog voor de duur van één nespresso.
13.9.11
IJmuider suffertje
‘Hilversum lokt voor
moeder Yolanthe’, op de voorpagina van mijn krant! Het moet nou toch niet
gekker worden. Natuurlijk, de IJmuider Courant is nou niet bepaald de krant die ik zou
willen hebben, maar ik zit in de lokale politiek en heb daardoor geen keus. Die
lokale politiek is nou niet bepaald een vetpot en dus moest ik de Volkskrant laten
gaan. De ergernis over mijn huidige krant wordt echter steeds groter. De
laatste tijd kom ik artikelen tegen, die een dag of wat eerder ook al in de
krant stonden. Verder is iedere omgevallen fiets nieuws. Maar het ergste is nog
dat ik vergaderingen en bijeenkomsten, waar ik zelf aanwezig was, absoluut niet
meer herken in de verslaggeving daarvan in de krant. En ik ben niet de enige,
heb ik al begrepen. Gelukkig kom ik dan bij Zwart/Wit Ronald Frisart tegen. Voor
mij dit keer geen nieuws, want ik lees de Groene ook, maar gelukkig enige
zinnigheid. Maar in de IJmond dan weer die ‘60
seconden’, waarin een redactiemedewerker iets persoonlijks dient neer te
zetten (wie wil het weten?), weer twee snelheidsovertredingen (duh!) en laat ik
het maar niet hebben over IJmond 3. Kan dat nou niet anders? Is het nou echt
onmogelijk om van een lokale krant een goede krant te maken? Moet het nou
altijd op vrijwel niveau ‘suffertje’?
12.9.11
Griekenland
Ik ben een Griekofiel eersteklas. Als driejarig meisje kwam ik er voor het eerst, ieder zomer weer, tot begin jaren ´80. In 2004 liet ik mijn dochters Corfu zien, het eiland waar ik altijd heenging met mijn familie. Veel was er niet veranderd, leek op het eerste gezicht. Het toerisme beperkte zich aan de oostkant van het eiland nog steeds tot Moraitika. Daarna gaat de weg naar het zuiden van de kust af en waar je niet kan zwemmen, daar zie je ook nauwelijks een toerist. Pas even voor Kavos, bijna op het zuidpuntje van het eiland, komt de weg weer aan de kust.
Kavos was het dorpje dat ik als kind leerde kennen als 'derde wereld'. De enige watervoorziening in het dorp was een put en elektriciteit was beperkt aanwezig. Twee restaurantjes aan het strand, Roussos en Florida, bedienden alle toeristen. Toentertijd meestal Grieken, die zich op zondag vol vraten. Onze tenten stonden onder de bomen tussen deze twee horecagelegenheden in. Mijn ouders hadden een hekel aan toeristen en daarom maakte mijn vader altijd reclame voor het prachtige oord met het, behalve op zondag, verlaten strand. Alle kennissen moesten vooral eens langskomen. Ook de backpackers konden hun mond niet houden en dat resulteerde eind jaren '70 in de komst van 'Budget Travel' uit Engeland.
Wij verhuisden met de tent naar het bos achter de weg en nog later achter de heuvel, steeds verder verwijderd van de pensions, de eindeloos in aanbouw zijnde hotels en de gillende Engelsen, die er toen al genoegen in schepten om hun blote billen uit het raam te laten hangen en te pissen in bierflesjes. Kavos investeerde in Engelsen en wij gingen op zoek naar andere oorden.
De aanblik van Kavos in 2004 was schokkend. De hotels waren inmiddels afgebouwd. Iedere bewoner van het dorp had er kennelijk een gebouwd, wat de ruimte van maximaal een meter van muur tot muur zal verklaren. Het laatste dorpje op de zuidpunt, Pandatika, was weggevaagd en vervangen door hotels, motels, bungalowparken en privé clubs. Langs de weg vanaf Kavos tot Pandatika stond een aaneenschakeling van eettenten, kroegen, bars en lounge clubs, driewandige bouwvallen, vaak zonder dak. Overal grote televisieschermen met beelden van Engels voetbal, die elkaar probeerden te overstemmen.
Het ooit brede strand was tot een meter voor de terrassen van Roussos en Florida weggespoeld door de aanleg van een haven enkele kilometers noordelijker. Het enige herkenningspunt, mijn uitgangspunt om de weg naar oude kennissen weer te vinden, was de 'ponte', de steiger waar de visserboten lagen aangemeerd. Het strand was, midden in juli, vrijwel leeg. Christos en Katina, die mij direct herkenden omdat ik zo op mijn moeder lijk, vertelden, dat het maar mager was met het toerisme de laatste jaren. Goed, het zou mijn oord ook niet meer zijn, maar voor die Engelsen was er toch alles wat hun hartje begeerde: drank en herrie. Scooters voor de verhuur, waterfietsen, huurauto's...
Met kinderen wil je toch eens wat en dus beloofde we een motorboot te huren. Dat ging niet door, want 500 euro voor een uurtje is wat duur. Dan een roeiboot? Nee, 200 euro voor een uurtje gaat dan ook wat ver. Eh, een waterfiets? Ach laat ook maar. 50 euro om zelf te moeten trappen? Dan gaan we toch maar liever zwemmen. Het verbaasde me niets, dat je niemand in een boot of op een waterfiets zag. Na het zwemmen wilden we wat eten en dachten aan een pizza of een sandwich. Nee, geen eten om drie uur 'middags en later ook niet. Niet eens een cakeje of koek. 'Pagotá' opperde een kelner en wees op iets in de verte, dat wij nog net als een ijskar konden herkennen.
Het kwam me voor, dat Kavos zich behoorlijk uit de markt had geprijsd. Alles was duur. Peperduur. In de klantvrije soevenierswinkels was flutkleding te koop voor prijzen ala Diesel of Mexx en luchtbedjes voor 25 euro of een blikje fris voor 5 euro. Twee kilometer verderop betaalde je een vijfde.
Toen de eerste berichten over de Griekse economie ons bereikten, moest ik als eerste denken aan het verlaten Kavos, dat voor de toerist niet langer betaalbaar was. Maar ook aan de desintresse van de Grieken, die absoluut niet van zins waren, om ook maar één van die ongebruikte waterfietsen te verhuren, dan maar voor bijvoorbeeld een tientje. Dat is toch meer dan niets, zou je zeggen. Nee, kennelijk haalde die Griek zijn geld ergens anders vandaan. Maar waar vandaan? Ik heb dat nooit begrepen.
Mijn zus vaart met haar gasten geregeld vanaf de Turkse kust naar Griekse eilanden. Ze spreekt vloeiend Grieks, want ze had ooit iets met een Griek. Ze staat telkens weer versteld van de onbeschofte manier waarop haar gasten worden bediend en de belachelijk prijs voor een gesneden tomaat. Dat leidt vaak tot ruzie. Op Rodos, zo vertelde ze, heeft het horecapersoneel van de overheid een cursus moeten volgen, omdat ze toeristen zo onbeschoft behandelden en iedereen massaal wegbleef.
Als ik hoor van het Griekse ambtenarenapparaat, dan zie ik weer de overheidsgebouwen in Athene voor me, met eindeloze rijen loketten en mannen in hemdsmouwen, die je voortdurend van het ene naar het andere loket sturen voor een stempel. De verblijfsvergunning heb ik nooit gekregen, maar zonder die vergunning ging het net zo goed.
Griekenland is een prachtig land en de Grieken waren ooit aardiger en gezelliger dan welke Europeaan ook. Waar is het verkeerd gegaan?
9.9.11
Gemierenneuk over Kunduz
Dankzij GroenLinks zit Nederland met een politiemissie in Kunduz. Menig GLer is daar niet blij mee, maar menig GLer had daar geen invloed op. De eisen die GL aan de missie stelde waren, op zijn zachts gezegd, wereldvreemd. Nou, dat is dan dat, zou je denken. Maar hopen dat gevechten uitblijven, dat al die Nederlanders niet onder vuur komen te liggen, zodat de moeten vechten, want dat mag niet van GL.
Maar daar blijft het niet bij. Nog voor er ook maar iets is gedaan in Kunduz, nog voor er ook maar één man is opgeleid tot agent, heeft Hillen het over een militaire missie, omdat het immers allemaal militairen zijn, die zijn uitgezonden. Dat gaat in het verkeerde keelgat van Yolande Sap en een paar andere partijen. Het is geen militaire missie maar een politiemissie! Eh ja. Eh nee. Eh ja.
Zit ons volk te wachten op dit soort mierenneukerij? Zal het ook maar één van die uitgezonden militairen wat uitmaken, hoe we deze hele missie noemen? Gaan we hier weer een kamerdebat over houden? Zullen we met z'n allen de kranten weer eens vol zetten met gebakkelei over woordkeuze, of over wie Hillen wel of niet op stang zou willen jagen? Die missie is er en de omschrijving ervan ligt vast. Of hieraan kan worden voldaan is een tweede, maar het is niet het uitgangspunt. Klaar! Hou op met dat geleuter, met achteraf gelijk krijgen, met muggenziften, met tijdverspilling!
6.9.11
"Nee Mien, ik wil me ergeren...
...laat mij nou voor de buis. Daar is die bolle hufter weer! Hoe heet'ie? Willem O. Duys. Dat vind ik toch zo'n druiloor, met die vissen in die kom. Nou heeft hij weer een leeuw op schoot, wat kijkt die vent tot stom!"
Een stukje tekst uit een liedje van Lennaert Nijgh, geschreven voor de musical 'De Kleine Johannes', ter ere van het zoveeljarig bestaan van het Kennemer Lyceum in Overveen. Ik was dertien en deed mee in de eerste akte. De musical werd drie dagen achtereen opgevoerd in de Haarlemse schouwburg, ergens in 1972 denk ik.
Dat 'Nee Mien, ik wil me ergeren' is altijd blijven hangen. Ik vind het heerlijk om me soms wild te ergeren. Me te ergeren aan de reclames op de tv, aan het weer, aan de politiek, aan kranten, aan winkelpersoneel, aan blaffende honden, schreeuwende kinderen, aangebakken aardappelen, stof op de zwarte stereo installatie, het geslurp van mijn man, het gemauw van mijn kat, aan plat Nederlands, aan stom rijgedrag, aan dingen die niet lukken, spullen die uit je handen vallen of de pisspetters van kerels op het toilet. Niet te vergeten tandpastaspatters op het glazen plankje en haren in het putje van het bad, het omgevallen zoutvaatje, de uitgebloeide bloemen met de drap in de vaas. Er is genoeg om je aan te ergeren. En er zijn dagen, dat je je gewoon mag ergeren, vind ik.
Het is ook helemaal niet moeilijk om je in Nederland te ergeren, want alles is matig. Nederland is één vergaarbak van matigheid. Het zomerweer is altijd matig. Het winterweer net zo. We zijn alleen maar goed in herfst en lente en dat zijn gematigde weertypen. De politiek? Maaaatig! Zelfs Wilders is matig rechts! Dus ook hem uitkafferen kan slechts met matigheid. Zo meteen krijgen wij ook nog een matige koning, als het aan de matige ideeën van links Nederland ligt. Niet géén koning, niet één koning, maar een halve! Rutte bezuinigt en daarmee wordt Nederland nog matiger. Matige zorg, matige kunst en cultuur, matige vermindering van CO2 uitstoot. De matige mens ontvangt eerdaags nog maar matig zorg en kan dan wegkwijnen in een kamertje van maatje twee bij twee, met matige tv programma's en matig eten van tafeltje dekje of iets eenders.
Nou, zo kan'ie wel weer. Ik ben zelf ook matig. Niets komt van de grond, niets komt af, niets loopt op rolletjes. En sinds de kapper eigenwijs dacht 'dat het eens anders moest' zie ik er ook niet uit en matig ik mezelf maar niet aan, dat ik wel eens gelijk zou kunnen hebben.
Sorry Willem, niet mijn tekst! |
Een stukje tekst uit een liedje van Lennaert Nijgh, geschreven voor de musical 'De Kleine Johannes', ter ere van het zoveeljarig bestaan van het Kennemer Lyceum in Overveen. Ik was dertien en deed mee in de eerste akte. De musical werd drie dagen achtereen opgevoerd in de Haarlemse schouwburg, ergens in 1972 denk ik.
Dat 'Nee Mien, ik wil me ergeren' is altijd blijven hangen. Ik vind het heerlijk om me soms wild te ergeren. Me te ergeren aan de reclames op de tv, aan het weer, aan de politiek, aan kranten, aan winkelpersoneel, aan blaffende honden, schreeuwende kinderen, aangebakken aardappelen, stof op de zwarte stereo installatie, het geslurp van mijn man, het gemauw van mijn kat, aan plat Nederlands, aan stom rijgedrag, aan dingen die niet lukken, spullen die uit je handen vallen of de pisspetters van kerels op het toilet. Niet te vergeten tandpastaspatters op het glazen plankje en haren in het putje van het bad, het omgevallen zoutvaatje, de uitgebloeide bloemen met de drap in de vaas. Er is genoeg om je aan te ergeren. En er zijn dagen, dat je je gewoon mag ergeren, vind ik.
Het is ook helemaal niet moeilijk om je in Nederland te ergeren, want alles is matig. Nederland is één vergaarbak van matigheid. Het zomerweer is altijd matig. Het winterweer net zo. We zijn alleen maar goed in herfst en lente en dat zijn gematigde weertypen. De politiek? Maaaatig! Zelfs Wilders is matig rechts! Dus ook hem uitkafferen kan slechts met matigheid. Zo meteen krijgen wij ook nog een matige koning, als het aan de matige ideeën van links Nederland ligt. Niet géén koning, niet één koning, maar een halve! Rutte bezuinigt en daarmee wordt Nederland nog matiger. Matige zorg, matige kunst en cultuur, matige vermindering van CO2 uitstoot. De matige mens ontvangt eerdaags nog maar matig zorg en kan dan wegkwijnen in een kamertje van maatje twee bij twee, met matige tv programma's en matig eten van tafeltje dekje of iets eenders.
Nou, zo kan'ie wel weer. Ik ben zelf ook matig. Niets komt van de grond, niets komt af, niets loopt op rolletjes. En sinds de kapper eigenwijs dacht 'dat het eens anders moest' zie ik er ook niet uit en matig ik mezelf maar niet aan, dat ik wel eens gelijk zou kunnen hebben.
Mimi
Het poesje, dat afgelopen week in een vuilcontainer werd gevonden, heeft het niet overleefd. Ze bleek gedeeltelijk verlamd te zijn en de dierenarts heeft haar daarom in laten slapen. Mensen zijn beesten. Nee, wie schreef dat nou ooit: beesten doen niet wat mensen doen. Mensen zijn monsters.
Natuurlijk denk ik direct aan Mimi, mijn prachtige verlamde poesje uit Turkije. Ik heb haar vermoord. Een daad die ik goed kon praten, maar die me altijd is blijven achtervolgen als een misdaad. Want het was niet nodig geweest. Ze had nu nog kunnen leven (denk ik) en dan had ik haar nog kunnen aaien en iedere avond op schoot gehad. God, wat hield ik veel van die poes.
Op een dag komt een vriendin van Wilma op Schiphol aan met een poes in een doos. Wilma had al gebeld: "Mimi is tijdens een gevecht van het balkon gevallen en op de rand van een kruiwagen terecht gekomen. Hier hebben we alleen een veearts, maar misschien kan een dierenarts in Nederland haar weer opknappen." De dierenarts in Nederland twijfelde. Als je Mimi op haar rug liet liggen, maaide ze me haar achterpoten. Dat zou nog wel eens kunnen herstellen, dacht hij. En dus nam ik Mimi mee naar huis. De dierenarts had me laten voelen waar haar blaas zat en verteld hoe je die uit moest persen. Een fluitje van een cent. Haar ontlasting kwam er vanzelf wel uit. Ja, ja.
Mimi was een schat van een kat. De meiden en ik oefenden regelmatig met de achterpoten. Ik drukte drie keer per dag haar blaas leeg boven het putje, buiten naast de keuken en ik kwam erachter, dat je de ontlasting ook uit haar buik kon masseren. Dat was wel zo hygiënisch. Zo leefde Mimi verder. Ze was loeisterk en trok zich met haar nagels aan de bank omhoog. Ze schuifelde het hele huis door, kon de tuin in en speelde met touwtjes en propjes. Maar verlamd bleef ze.
Vier jaar woonde Mimi bij ons. Vakanties gingen de eerste jaren niet verder dan Duitsland of België in die tijd en Mimi ging dan mee. Steevast kreeg ze dan een keer diarree, zat onder de poep en moest onder de douche. Dat haatte ze. Naarmate ze ouder werd kreeg ze ook vaker last van blaasontsteking en liet haar urine lopen. Soms kon ze niet met ons mee en moest mijn vader haar verzorgen. Als ik werkte in ons restaurant ging in tussendoor op en neer naar huis om Mimi te ontlasten. Maar ze was het allemaal waard.
In 1998 verhuisden we en was ik mijn putje bij de keuken kwijt. Ik moest haar laten plassen en poepen in het toilet en dat werd vaak een smeertroep. Er ontstond een stress tussen mij en Mimi. Ze krabde me vaak tijdens haar toiletgang en ze ging me uit de weg, als ze deze weer aan zag komen. Op een dag had ze weer haar zoveelste blaasontsteking en liet haar urine overal lopen. Al drie keer had ik dat jaar op het punt gestaan om Mimi te laten inslapen, maar telkens zegde ik de afspraak af. Ik kon het niet. Maar de problemen werden groter. Mijn vader werd echt bejaard en kon haar niet meer verzorgen en Mimi overal mee naar toe nemen was ook niet mogelijk. Een dagje uit zat er niet meer in.
Hoe ik zover ben gekomen weet ik niet. Hoe kon ik van een mens een monster worden? Bij de dierenarts lag ze op mijn schoot, toen ze haar eerste spuitje kreeg en rustig insliep. Het tweede spuitje zou een einde aan haar leven maken, maar ze was zo gezond en sterk, dat ze nog een derde nodig had.
Mimi ligt begraven in de voortuin van een huis, waar ik nu niet meer woon. Gelukkig samen met Roodje, onze rooie zwerfkater en Maria, het doodgeboren hondje van Peppa, dus ze is niet alleen. Na mijn moord op Mimi heb ik hele slechte weken gehad en builen op mijn hoofd van het bonken tegen de muur. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel spijt en verdriet gehad.
Natuurlijk denk ik direct aan Mimi, mijn prachtige verlamde poesje uit Turkije. Ik heb haar vermoord. Een daad die ik goed kon praten, maar die me altijd is blijven achtervolgen als een misdaad. Want het was niet nodig geweest. Ze had nu nog kunnen leven (denk ik) en dan had ik haar nog kunnen aaien en iedere avond op schoot gehad. God, wat hield ik veel van die poes.
Op een dag komt een vriendin van Wilma op Schiphol aan met een poes in een doos. Wilma had al gebeld: "Mimi is tijdens een gevecht van het balkon gevallen en op de rand van een kruiwagen terecht gekomen. Hier hebben we alleen een veearts, maar misschien kan een dierenarts in Nederland haar weer opknappen." De dierenarts in Nederland twijfelde. Als je Mimi op haar rug liet liggen, maaide ze me haar achterpoten. Dat zou nog wel eens kunnen herstellen, dacht hij. En dus nam ik Mimi mee naar huis. De dierenarts had me laten voelen waar haar blaas zat en verteld hoe je die uit moest persen. Een fluitje van een cent. Haar ontlasting kwam er vanzelf wel uit. Ja, ja.
Mimi was een schat van een kat. De meiden en ik oefenden regelmatig met de achterpoten. Ik drukte drie keer per dag haar blaas leeg boven het putje, buiten naast de keuken en ik kwam erachter, dat je de ontlasting ook uit haar buik kon masseren. Dat was wel zo hygiënisch. Zo leefde Mimi verder. Ze was loeisterk en trok zich met haar nagels aan de bank omhoog. Ze schuifelde het hele huis door, kon de tuin in en speelde met touwtjes en propjes. Maar verlamd bleef ze.
Vier jaar woonde Mimi bij ons. Vakanties gingen de eerste jaren niet verder dan Duitsland of België in die tijd en Mimi ging dan mee. Steevast kreeg ze dan een keer diarree, zat onder de poep en moest onder de douche. Dat haatte ze. Naarmate ze ouder werd kreeg ze ook vaker last van blaasontsteking en liet haar urine lopen. Soms kon ze niet met ons mee en moest mijn vader haar verzorgen. Als ik werkte in ons restaurant ging in tussendoor op en neer naar huis om Mimi te ontlasten. Maar ze was het allemaal waard.
In 1998 verhuisden we en was ik mijn putje bij de keuken kwijt. Ik moest haar laten plassen en poepen in het toilet en dat werd vaak een smeertroep. Er ontstond een stress tussen mij en Mimi. Ze krabde me vaak tijdens haar toiletgang en ze ging me uit de weg, als ze deze weer aan zag komen. Op een dag had ze weer haar zoveelste blaasontsteking en liet haar urine overal lopen. Al drie keer had ik dat jaar op het punt gestaan om Mimi te laten inslapen, maar telkens zegde ik de afspraak af. Ik kon het niet. Maar de problemen werden groter. Mijn vader werd echt bejaard en kon haar niet meer verzorgen en Mimi overal mee naar toe nemen was ook niet mogelijk. Een dagje uit zat er niet meer in.
Hoe ik zover ben gekomen weet ik niet. Hoe kon ik van een mens een monster worden? Bij de dierenarts lag ze op mijn schoot, toen ze haar eerste spuitje kreeg en rustig insliep. Het tweede spuitje zou een einde aan haar leven maken, maar ze was zo gezond en sterk, dat ze nog een derde nodig had.
Mimi ligt begraven in de voortuin van een huis, waar ik nu niet meer woon. Gelukkig samen met Roodje, onze rooie zwerfkater en Maria, het doodgeboren hondje van Peppa, dus ze is niet alleen. Na mijn moord op Mimi heb ik hele slechte weken gehad en builen op mijn hoofd van het bonken tegen de muur. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel spijt en verdriet gehad.
5.9.11
De wereld draait weer!
Het was afzien deze zomer. Normaal zitten we 's avond in de tuin te genieten van een glas wijn en een witbier of, als het echt warm is, veel mojito's. Wordt het wat kil, dan steken we een vuur aan en slapen een paar uur later in de rook, die steevast niet naar het zuiden maar naar het noorden wenst te waaien.
Abnormaal zitten we in de zomer binnen tv te kijken en drinken hete bouillon of thee. We hebben heel veel bouillon gedronken deze zomer en ontzettend veel tv gekeken. Wij konden de energie niet opbrengen om de klei van laarzen en schoenen af te halen na een bezoek aan Dutch Valley of een wandeling met de honden. En wij zijn volkomen afgestompt door BNers en C films. Wij functioneren nauwelijks nog. Dat bewees Ernst vanmiddag tragisch door de hogedrukspuit een uur lang op één tegel te richten. 'Hij was erg groen', was zijn enige excuus. Hij vroeg mij aan het eind van de middag, wat ik sinds twee uur onder zijn bureau deed. 'De kabels poetsen'.
Om zes uur weer 'Huizenjacht', minder leuk dan 'Van huis tot thuis', maar beter dan 'verbouwing in 60 minuten', weer slechter dan 'De grote verbouwing'. Je moet wat. Uitgerekend als ik op de aardappels moet letten hoor ik een bekend deuntje. Het zal toch niet...? Nee toch? Dat kan toch niet...? Maar JAWEL! Het is 'De wereld draait door'! Wouw, te gek, cool, en nou sta ik te koken, gvd dwdd! Het kan me niet schelen dat hij honger heeft, had hij maar niet zo lang op die tegel moeten spuiten. Ik zet het gas laag en plof op de bank. Het is weer écht winter. Niet alleen het weer, maar ook de tv doet weer mee.
Matthijs van Nieuwkerk |
Vier schrijvers, mens-erger-je-niet-jan-mulder en natuurlijk ragebol Matthijs praten over het bezoek van twintig schrijvers aan China. Was dat goed of fout? Wat kan mij dat schelen (ik denk goed), maar het is vooral goed dat ze erover praten. Eindelijk weer eens een beetje reuring op die kast. Eindelijk weer eens wat inhoud, eindelijk weer eens gezonde ergernis en gepassioneerde gasten, debielen, intellectuelen en een gapend publiek (al dan niet van interesse). Wat heb ik de winter gemist! Maar de kans dat die komt is vrij groot, toch? Of steekt CO2 daar ook een stokje voor en wordt het mojito's drinken in december?
31.8.11
De knullige dood van Danton
Maria Dolores Pradera |
Er was een tijd van geen geld, vervolgens een van gebrek aan oppassen, toen weer een van gebrek aan gezelschap. Allemaal tijden, dat geen haar op mijn hoofd eraan kon denken eens naar een theater te gaan. Met veel moeite lukte het mij wel om een keer een concert van Maria Dolores Predera te bezoeken en om Paolo Conte in al zijn grootsheid in Carré te zien optreden.
Mikis Theodorakis |
Oké, als tiener maakte ik mooie dingen mee, zoals het eerste spontane optreden na zijn verbanning van Mikis Theodorakis, op een stoffig voetbalveld in Kerkyra (Griekenland). Het was een volksspektakel. En ik vergeet een prachtige uitvoering van Faust in de buitenlucht van Almere. Oh ja, en de uitvoering van 'Medea' in het oude amfitheater van Dodoni, vlakbij Ioannina. En dan was ik nog eens in een rokerig zaaltje in Athene, waar Chatzis met net zo'n rokerige stem zijn liederen te gehore bracht. Ook heb een eens een jaar een concert-abonnement gehad en kreeg via via wel eens een vrijkaartje voor een toneelstuk. Daarvan is alleen de slappe lol van Jos Brink me bijgebleven. Maar op een mensenleven van ruim 50 jaar is het toch niet veel.
Een paar maanden terug werden raadsleden overstelpt met informatie over culturele centra, schouwburgen, toneel-, dans- en zanggezelschappen vanwege de aankomende bezuinigingen op cultuur. Als je eenmaal gaat bladeren in zo'n mooie gids, dan kom je altijd wel een paar dingen tegen die boeien. Via internet bestelde ik kaarten voor twee muziekoptredens en een toneelstuk, want behalve dat het me leuk leek, zou ik ook meteen een bijdrage leveren aan de noodlijdende cultuur in mijn gemeente.
Georg Büchner |
Gisteravond gingen Ernst en ik daarom naar de ruïne van Brederode, waar 'Dantons Dood' van Georg Büchner door Nomade werd opgevoerd. Ik verheugde me erop en had me al geruime tijd een voorstelling gemaakt van een toneelstuk op die prachtige locatie. Ik zag de verlichte muren van de ruïne al deel uitmaken van het spel van de acteurs, die van iedere steen gebruik zouden maken en elke nis zouden benutten. In de loop naar de ruïne inderdaad verlichte muren, maar daarmee hield het op. Een kleine overkapte tribune gaf uitzicht op een houten podium, dat aan de achterzijde door grote schermen van wit doek werd begrensd en tevens de coulissen herbergden. Op het podium zelf een chaise longue en een chaise uit de franse revolutie (maar waarschijnlijk uit Xenos) en een tafel. Het enige wat deze teleurstelling nog goed kan maken is het spel van de acteurs, maar dat doet het niet. Niet zozeer omdat ze slecht spelen of omdat de teksten niet deugen (dat zou ik niet durven beweren), maar omdat een toneelstuk naar mijn mening vooral boeiend moet zijn om naar te kijken. Als ik tekst tot mij wil nemen, dan lees ik een boek. Heel veel tekst, soms aangevuld met diabeelden van Geert Wilders (hoe kan het ook anders in deze tijd) en andere wantoestanden in de huidige wereld. En zelfs de val van de muur leek het gezelschap een passende vergelijking met het opgevoerde.
aankondiging Dantons Dood / Nomade |
Een stuk dat vrij serieus begint, verwordt langzaam tot een soort klucht. Eerst met een enkele grappige opmerking, vervolgens met dansjes (die ik nog kon plaatsen als de verlichaming van de spotprenten van het gepeupel), maar dan met vrij hilarische zaken als een geïmproviseerd rijtuig met twee lolllige koetsiers. Dat heet dan een tragikomedie. De tragiek en iedere boodschap die Nomade op de toeschouwer wil overbrengen vergaan in de joligheid van de grappen. Een miskleun is de Nederlandse vlag, die dienst doet voor de Franse. Het was een kleine moeite geweest deze even te draaien., Als de koppen zijn gesneld door de guillotine, dan is het over. Danton is immers dood.
Net zo dood is mijn avond. Terug op de bank, kijken Ernst en ik elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan en trachten nog een paar woorden te vinden. Dat lukt niet en we pakken allebei een boek. Als ik al in bed lig schiet me een woord te binnen. 'Knullig' zeg ik. 'Ja, dat is het juiste woord,' zegt Ernst 'knullig!'
28.8.11
Graaiers en onderknuppels
Soms lees ik iets en denk: Er zitten toch ook andere kanten aan! Bijvoorbeeld: Hofland schrijft in de Groene A'dammer over de oorzaken van probleemjeugd. Hij geeft het onderwijs de schuld. Ik denk dan direct: en hoe zit het met de opvoeding? Er is nogal wat veranderd in de afgelopen vijftig jaar. We houden veel te veel van onze kinderen en zijn vaak inconsequent als het nodig is te straffen. Zo dreigde ik altijd met allemaal sancties maar voerde ze nooit uit. Toen ik het, ten einde raad, als laatste redmiddel en huilend van ellende een keer wel deed, loste ik in één dag een probleem van 8 jaar op! Klinkt erg overdreven, maar ik lieg niet. Zo zwak was ik dus, die moeder die altijd dacht dat ze nooit over zich heen zou laten lopen.
Met mijn gedachten over deze problemen, waar we in de politiek in de vorm van 'hangjongeren' natuurlijk ook mee te maken krijgen, duik ik weer andere artikelen in, in kranten of tijdschriften. En wat is het dan grappig, om diezelfde ideeën weer tegen te komen. Zo dacht ik op een moment, dat die managers en directeuren net zulke grote schooiers zijn als de plunderaars in Londen laatst. De plunderaars, volgens deze of gene ook wel 'onderknuppels' genoemd, willen graag de iPod/Pad/Phone en kunnen die niet betalen. TV laat ze voortdurend zien, wat je allemaal kan hebben, als...als je het geld ervoor had. TV laat ze voortdurend zien dat iemand die ooit een dubbeltje was, bijvoorbeeld een jongetje uit de achterbuurt, ineens miljoenen kan verdienen, omdat hij toevallig goed kan voetballen. Het IS dus mogelijk om van niets iets te worden, van een dubbeltje een kwartje. Vroeger niet, maar nu wel. Maar als het hopen op een kans daartoe te lang duurt, sla je toe in de vorm van plunderaar.
Diezelfde plunderaars zijn ook elders in de maatschappij te vinden: de managers, directeuren, hotemetoten, die honderdduizenden tot soms miljoenen per jaar in hun zak steken, terwijl hun bedrijf moet saneren, werknemers moeten inleveren of worden ontslagen, of de zaak al bijna failliet dreigt te gaan. Voor wie kan ik het minste respect opbrengen, denk ik dan. Voor de jongens en meisjes, die weten dat ze hun hele leven kansloos aan de onderkant van de maatschappij blijven hangen, of voor die tot kwartjes geworden dieven, die nooit genoeg lijken te hebben?
Normen en waarden maakten vroeger normaal deel uit van de upperclass. Met educatie kreeg je ook die zaken mee (de eeuwige uitzonderingen daargelaten), maar tegenwoordig kennelijk niet meer. Mijn vader heeft ook getracht zo'n halfbakken opvoeding te geven. Gelukkig zonder succes. Maar zijn motto 'denk eerst aan jezelf en dan aan een ander' zullen meer mensen van zijn generatie gehad hebben. Mensen die slechte tijden mee hebben gemaakt, een hongerwinter of opgroeiden in een sociale gelaagdheid die weinig kansen kreeg. Je moest toen pakken wat je pakken kon, vooral op onderwijsgebied. Dat zijn dan de ouders van de mensen, die nu nooit genoeg hebben, de DSKen met de 'wandelende handen' (die is niet van mij!), die alles grijpen, inclusief vrouwen, wat er te grijpen valt. Mensen die geen enkele rem hebben, niet op de macht die ze uitoefenen en niet op hun begeerten, of dat nu seks of geld is.
Dat deze graaiers rechts stemmen is niet verwonderlijk, maar dat geldt wel voor een grote groep onderknuppels. Ze zoeken naar de schuldigen voor hun armoedige en kansloze leven en vinden die in de vorm van allochtonen, maar gek genoeg niet in de vorm van de graaiers. In plaats van voor tolerantie kiezen ze voor de intolerantie en daarmee kiezen ze voor partijen, die hen juist nog verder de afgrond induwen.
TV is mede verantwoordelijk voor de afgunst en de haat, die in deze maatschappij bestaat. Het stikt van de programma's waarin nono's iets willen bereiken, het is een constante etalage van het geld: de huizen van BNers, de kleding van BNers, voetbalvrouwen, Gooise vrouwen, royalty programma's, reisprogramma's naar oorden waar de meeste Nederlanders niet eens van kunnen dromen, kookprogramma's, alles draait om de luxe die wij zouden kunnen verwerven, maar die 90 procent of meer van onze bevolking nooit zal verwerven. Alleen al omdat er een groep graaiers in onze maatschappij bestaat met een enorme macht die ze nooit willen delen. Wat dat betreft leven we weer in een situatie van de 19de eeuw en eerder.
Kranten en bladen staan op het moment bol van dit soort zoektochten naar de oorzaken van rellen, opstanden en zelfverrijkers. Zal het ooit leiden tot een slotconclusie? Een aanleiding vormen tot een zinnige hervorming van ons onderwijsstelsel of het herijken van onze opvoedcultuur? Zal 'Ouders van nu' zich achter de kop krabben en toch maar weer de tik op de vingers toestaan? Hard hoofd in.
20.8.11
Narcotisch
Om half tien wilde het lijf even niet meer. Kato vond dat maar prachtig. Zo vroeg had ze me nog nooit naar bed zien gaan. Spinnend nestelde ze zich in een holletje. Om een uur of half een lig ik op een bed in een antiek ingerichte kamer. Rechts van mij staat een hele oude notenhouten kast. Aan mijn voeteneinde een oud pomporgel en links een vitrine met antiek serviesgoed. Ik mocht er op bed gaan liggen om al de spullen goed te bekijken, maar ben kennelijk in slaap gevallen. Ze hebben me laten liggen. Op zich vreemd, want ze kennen me niet. Ik overweeg op te staan en naar het licht te lopen, dat vaag door een kier van de deur schijnt, maar ik ben nog te moe. Ik vraag me af, hoe ik hier gekomen ben, maar ook, hoe kom ik hier weg?
Langzaam verandert de notenhouten kast in een Italiaans kledingrek, waarover een zwarte broek hangt. Wat is dat aan mijn voeteneinde? Het lijkt wel de spiegel van Ernst's moeder. Links staat het bruine meidenkastje van mijn oma. Waar ben ik toch? Het duurt nog even voor ik me realiseer, dat ik in mijn eigen slaapkamer ben.
's Morgens vroeg, als het licht net genoeg is om objecten te onderscheiden, staat de nep geranium pal voor mijn gezicht. Ik tracht de plant te pakken maar ga er met mijn hand doorheen, alsof ik een geest aanraak. Dit ken ik! Ik speel ermee en moet altijd lachen. Ik wijs op de bloemblaadjes, maar prik door ze heen. Dan doe ik mijn ogen dicht en weer open. De plant is er nog. Ik moet zoeken welke van de vijf het is, want anders lukt het niet. Als ik de juiste plant gevonden heb, duw ik zijn 'geest' met een hoofdgebaar terug op zijn plaats. Zo, die is weer waar hij zijn moet. Soms is de 'geest' die 's morgens verschijnt een donkere vorm. Ik moet dan zoeken naar dezelfde vorm in de kamer, om de 'geest' weer terug te zetten op zijn plaats. De ene keer is het een ochtendjas, die aan de deur hangt. Dan weer een schilderij, of laatst de ventilator, die er nog staat sinds juni, toen het zo warm was in de kamer.
In januari 2007 schrok ik hevig van mijn desoriëntatie en de 'geesten'. Het LUMC was vroeg in de ochtend een gekkenhuis geworden. Overal lagen de gekken om mij heen in smerige bedden. Tralies voor de ramen en een oude smerige tegelvloer op de grond. In de hoek van de zaal zat een vrouw met pukkels, die goed in de gaten hield, of niemand zou ontsnappen. Ik kon niet ontsnappen, want ik kon me niet bewegen. En als ik het had gekund, had ik het zeker niet gedurfd.
In de jaren daarna ben ik overal wakker geworden. In vreemde woonkamers, in donkere garages, in de gevangenis, of gewoon ergens buiten. En inmiddels zijn er zoveel 'geesten' aan mijn ogen voorbij gegaan, dat ik niet meer weet wat de eerste was, maar ik kan me wel herinneren dat ik snel had uitgevonden hoe ik ze 'terug moest zetten'.
Het is de erfenis van een lange narcose en misschien zou ik het ooit eens aan een arts moeten vertellen, maar stel dat er een pilletje voor is, dan verdwijnen mijn 'geesten' misschien. Ik denk niet dat ik dat wil.
Langzaam verandert de notenhouten kast in een Italiaans kledingrek, waarover een zwarte broek hangt. Wat is dat aan mijn voeteneinde? Het lijkt wel de spiegel van Ernst's moeder. Links staat het bruine meidenkastje van mijn oma. Waar ben ik toch? Het duurt nog even voor ik me realiseer, dat ik in mijn eigen slaapkamer ben.
's Morgens vroeg, als het licht net genoeg is om objecten te onderscheiden, staat de nep geranium pal voor mijn gezicht. Ik tracht de plant te pakken maar ga er met mijn hand doorheen, alsof ik een geest aanraak. Dit ken ik! Ik speel ermee en moet altijd lachen. Ik wijs op de bloemblaadjes, maar prik door ze heen. Dan doe ik mijn ogen dicht en weer open. De plant is er nog. Ik moet zoeken welke van de vijf het is, want anders lukt het niet. Als ik de juiste plant gevonden heb, duw ik zijn 'geest' met een hoofdgebaar terug op zijn plaats. Zo, die is weer waar hij zijn moet. Soms is de 'geest' die 's morgens verschijnt een donkere vorm. Ik moet dan zoeken naar dezelfde vorm in de kamer, om de 'geest' weer terug te zetten op zijn plaats. De ene keer is het een ochtendjas, die aan de deur hangt. Dan weer een schilderij, of laatst de ventilator, die er nog staat sinds juni, toen het zo warm was in de kamer.
In januari 2007 schrok ik hevig van mijn desoriëntatie en de 'geesten'. Het LUMC was vroeg in de ochtend een gekkenhuis geworden. Overal lagen de gekken om mij heen in smerige bedden. Tralies voor de ramen en een oude smerige tegelvloer op de grond. In de hoek van de zaal zat een vrouw met pukkels, die goed in de gaten hield, of niemand zou ontsnappen. Ik kon niet ontsnappen, want ik kon me niet bewegen. En als ik het had gekund, had ik het zeker niet gedurfd.
In de jaren daarna ben ik overal wakker geworden. In vreemde woonkamers, in donkere garages, in de gevangenis, of gewoon ergens buiten. En inmiddels zijn er zoveel 'geesten' aan mijn ogen voorbij gegaan, dat ik niet meer weet wat de eerste was, maar ik kan me wel herinneren dat ik snel had uitgevonden hoe ik ze 'terug moest zetten'.
Het is de erfenis van een lange narcose en misschien zou ik het ooit eens aan een arts moeten vertellen, maar stel dat er een pilletje voor is, dan verdwijnen mijn 'geesten' misschien. Ik denk niet dat ik dat wil.
17.8.11
Eén zoen moet het doen!
Een paar weken geleden sprak een groepje vrienden af in de kroeg. Een stuk of tien mensen, die elkaar allemaal drie keer zoenen. Voor een vrouw zijn dat 27 zoenen. Voor mannen gelukkig minder. Nou vraag ik me al geruime tijd af, waarom we elkaar in Nederland drie zoenen moeten geven. Vroeger was het er één, toen werden het er twee en nu is het al decennia lang drie. In Frankrijk spannen ze de kroon met vier! Waanzin. Het is nog een vermoeiende bezigheid ook, dat domme gedraai met je hoofd. Met bril, laat staan als de ander die ook draagt, is het helemaal een verzoeking.
Saskia kwam de kroeg binnen en riep direct, dat ze niet van plan was meer dan één zoen te geven, maar dat lukte niet geheel, want het is zo'n gewoonte geworden, die drie, dat je je kop zelfs met nadenken nauwelijks tegen kunt houden voor de volgende zoen. Hoe komen we ooit af van deze irritante zoengewoonte? Via internet zou ik zo denken. Dus hierbij mijn oproep aan Nederland: voortaan één zoen, zo nodig recht op de bek, maar nooit meer drie! Twitter het voort! Facebook het voort! Hyves het voort!
Weg met parabenen, immunofortis, hydra IQ...
'Danone haalt de gezondheidsclaim voor Immunofortis van de site' lees ik op www.evmi.nl, als ik zoek naar de term 'Immunofortis'. Ik wilde toch eens weten wat dat nou precies is. Het blijkt een mix van prebiotische vezels te zijn, die dus blijkt niet te doen, wat Danone beweerde. Had ik anders verwacht? Nee, helemaal niet.
Ik ga naar 'parabenen': stoffen verwant aan benzoëzuur, gebruikt als conserveringsmiddel. Bij ratten veroorzaakt inname een verlaagde spermaproductie, sommige mensen beweren dat het kankerverwekkend kan zijn, maar uit allerlei onderzoeken is dat niet gebleken. Nergens staat, dat parabenen je huid mooier of strakker maken, wel kunnen zij een allergische reactie veroorzaken, met name op de beschadigde huid.
Aluminiumzout? Een zout dat de uitmonding van de zweetklieren beschadigt, waardoor men minder zweet. Alcohol laat de openingen samentrekken, waardoor het minder zweten slechts van korte duur is.
Nou, dat weten we dan. Internet is goed voor bijna alles! Niet voor 'heractiverende microcapsules' (Rexona) en 'hydra IQ' (Nivea). En ook de waterlelies in de vorm van inlegkruisjes (Aldays) kon ik bij geen tuincentrum vinden. Leek me ontzettend leuk in onze vijver. En stel dat je zelf inlegkruisjes kunt kweken, dat scheelt een boel geld! Maar ik zoek verder, net als naar de bijpassende strandstoel, gemaakt van een mega inlegkruis en de iets kleinere parasol.
Wat bezielt de mens, dat hij/zij zich door middel van reclames zo infantiel laat benaderen door bedrijven? Hebben wij dan geen enkele eigenwaarde? Kennelijk niet. Het ene bedrijf strooit met termen, die de consument niets zeggen, het andere verzint een stof die niet bestaat, het derde vindt blauw menstruatiebloed uit... Neem de Nutricia reclame: een peuter stopt het lepeltje van een ander kind in de mond en de moeder kijkt er vol afgrijzen naar. Dan komt immunofortis en het kind heeft plots een blauwe aura om zich heen. Geen bacterie of bacil kan het kind nog deren. En welk merk zeep heeft nu een bewegingssensor, waardoor je de 'vieze' pomp niet meer hoeft aan te raken? Ben ik vergeten.
Mal eigenlijk, dat er geen reclame gemaakt wordt voor bacteriën en bacillen. Voor zover ik weet zijn die juist verantwoordelijk voor de opbouw van ons immuunsysteem. Hoe meer je ervan binnen krijgt, hoe beter je lichaam ertegen wordt beschermd. Als een kind in de zandbak speelt en aan zijn handen likt, of uit zijn neus eet, dan maakt niemand zich er druk om, maar gaan we aan tafel, dan moeten ineens de handen worden ontsmet.
Ik vroeg mijn dochter van drie eens, hoe ze aan de kauwgom kwam die ze kauwde. Die had ze van de straat gekrabd! Ze leeft nog steeds.
In de vorige eeuw kwam Polio ineens erg veel voor in de VS. Grootscheeps onderzoek wees uiteindelijk uit, dat de oorzaak met name lag in een verminderde weerstand door overmatige hygiëne.
Ik ga naar 'parabenen': stoffen verwant aan benzoëzuur, gebruikt als conserveringsmiddel. Bij ratten veroorzaakt inname een verlaagde spermaproductie, sommige mensen beweren dat het kankerverwekkend kan zijn, maar uit allerlei onderzoeken is dat niet gebleken. Nergens staat, dat parabenen je huid mooier of strakker maken, wel kunnen zij een allergische reactie veroorzaken, met name op de beschadigde huid.
Aluminiumzout? Een zout dat de uitmonding van de zweetklieren beschadigt, waardoor men minder zweet. Alcohol laat de openingen samentrekken, waardoor het minder zweten slechts van korte duur is.
Nou, dat weten we dan. Internet is goed voor bijna alles! Niet voor 'heractiverende microcapsules' (Rexona) en 'hydra IQ' (Nivea). En ook de waterlelies in de vorm van inlegkruisjes (Aldays) kon ik bij geen tuincentrum vinden. Leek me ontzettend leuk in onze vijver. En stel dat je zelf inlegkruisjes kunt kweken, dat scheelt een boel geld! Maar ik zoek verder, net als naar de bijpassende strandstoel, gemaakt van een mega inlegkruis en de iets kleinere parasol.
Wat bezielt de mens, dat hij/zij zich door middel van reclames zo infantiel laat benaderen door bedrijven? Hebben wij dan geen enkele eigenwaarde? Kennelijk niet. Het ene bedrijf strooit met termen, die de consument niets zeggen, het andere verzint een stof die niet bestaat, het derde vindt blauw menstruatiebloed uit... Neem de Nutricia reclame: een peuter stopt het lepeltje van een ander kind in de mond en de moeder kijkt er vol afgrijzen naar. Dan komt immunofortis en het kind heeft plots een blauwe aura om zich heen. Geen bacterie of bacil kan het kind nog deren. En welk merk zeep heeft nu een bewegingssensor, waardoor je de 'vieze' pomp niet meer hoeft aan te raken? Ben ik vergeten.
Mal eigenlijk, dat er geen reclame gemaakt wordt voor bacteriën en bacillen. Voor zover ik weet zijn die juist verantwoordelijk voor de opbouw van ons immuunsysteem. Hoe meer je ervan binnen krijgt, hoe beter je lichaam ertegen wordt beschermd. Als een kind in de zandbak speelt en aan zijn handen likt, of uit zijn neus eet, dan maakt niemand zich er druk om, maar gaan we aan tafel, dan moeten ineens de handen worden ontsmet.
Ik vroeg mijn dochter van drie eens, hoe ze aan de kauwgom kwam die ze kauwde. Die had ze van de straat gekrabd! Ze leeft nog steeds.
In de vorige eeuw kwam Polio ineens erg veel voor in de VS. Grootscheeps onderzoek wees uiteindelijk uit, dat de oorzaak met name lag in een verminderde weerstand door overmatige hygiëne.
Subscribe to:
Posts (Atom)