25.9.12

Haren


Geachte heer van 84,

Ik richt mij tot u, als slachtoffer van de rellen in Haren. Het spijt mij bijzonder, dat u, op uw leeftijd, nog op deze wijze getuige heeft moeten zijn van de waanzin van deze tijd. Van uw twaalfde tot uw zeventiende jaar heeft u moeten leven met een vijand, die over het algemeen zichtbaar was. U wist dat deze bestond en dat stelde u en uw familie in staat daar rekening mee te houden. Maar natuurlijk, zelfs met die wetenschap bleef het leven gevaarlijk, want de vijand was overal.
   Afgelopen vrijdag werd u geconfronteerd met een volkomen onzichtbare vijand. Een vijand waarvan u het bestaan niet wist. Het venijn van de onzichtbaarheid en dus de onvoorspelbaarheid, alsook het ontbreken van enige reden, moet verschrikkelijk zijn geweest.
   Men denkt, beweert, dat dit om uitwassen gaat, om een handjevol idioten, die elkaar opstoken en over grenzen gaan, maar wereldwijd stikt het van deze mensen. Mensen die zonder enige reden overgaan tot geweld, hun agressie botvieren op onschuldige mensen en geen respect hebben voor een ander of voor diens overtuiging.
   Het is diep treurig, dat ook Nederlanders tot deze groep behoren. Wij wonen in een land, waar leerplicht geldt en waar iedereen vrijwel dagelijks wordt geconfronteerd met zaken als vrijheid en tolerantie. Onze bevolking is opgeleid en niet, zoals op andere plaatsen in de wereld, ongeletterd en slecht geïnformeerd. De inhoud van die informatie, maar ook onze jaarlijkse herdenking op 4 mei en de boodschap die deze uitdraagt, gaat kennelijk voorbij aan velen.
   Wij hebben ons na 1945 afgevraagd, of wij als volk net zo manipuleerbaar konden zijn als het Duitse. Nu kan ik daar een antwoord op geven: Ja. Als het mogelijk is, om in een paar dagen duizenden mensen op de been te krijgen in Haren, dan zijn er maar een paar jaar nodig, om de helft van het volk te overtuigen van het bestaan van een fictieve vijand. De andere helft volgt onder dwang.
   Het individualisme viert hoogtij als het gaat om economische belangen, maar helaas blijft de mens op iedere ander vlak een kuddedier. Het enige wat ik nog kan hopen is, dat datzelfde individualisme nog verder zal doorslaan, zodat het ons kan behoeden voor herhalingen van de rellen in uw woonplaats. De hoop dat dit zal gebeuren door inzicht en wijsheid is na 67 jaar volstrekt ijdel.
   Ik wens u het allerbeste toe, mijnheer van 84.

22.9.12

Boele, het is kermis in de hel!


Zowaar, ik ben het weer eens met Bart Boele: komt allen, ja allen, naar de raadsvergaderingen van de gemeente Velsen, en u leert uw volksvertegenwoordigers kennen. Het is hartverwarmend, zoals Boele zijn best doet, om de lokale politiek onder de aandacht van de Velsenaren te brengen. Mijn grote dank hiervoor, Bart.
   En zowaar, ik ben het weer eens niet met Bart Boele eens: het gaat heerlijk in de politiek! Wij hebben denkers, dichters, pragmatici, populisten en combinaties daarvan. De denkers knarsen, de dichters dromen, de pragmatici zijn op zoek en de populisten vallen in de smaak. Jammie. Geef Boele een groot blik en hij stoft ze voor u bij het chemisch afval (ik twijfel over de grijsbak, in verband met leeftijden en medicijngebruik), ongeacht het feit, dat u deze volksvertegenwoordigers zelf heeft gekozen. Van één Velsenaar krijgt hij zeker hulp: V. Elsenaar. De beste stuurlui van deze gemeente.
   'Ik krijg mijn zin niet, dus deugt de politiek niet', een toch wat primitief statement, passend bij een Wiske, ongeduldig stampend met haar voeten. Zo gaat dat niet in grote mensen land, maar in krantenland wel. Je kunt daar kennelijk niet populistisch genoeg zijn, want anders verlies je lezers. Bovendien schoppen mensen liever, want een rel is spannender dan je stilzwijgend neerleggen bij je verlies of ongelijk.
   In de verordening van het Velsens referendum staat, dat een referendum mogelijk is over te nemen en genomen besluiten van de raad. Vervolgens worden de regels verder gespecificeerd: de burger kan een referendum aanvragen op basis van een te nemen besluit van de raad. De raad zelf kan een referendum aanvragen op basis van te nemen of genomen besluiten. De tekst is door een jurist nog eens bekeken. Die deugt. Geen spelt tussen te krijgen. Ja maar, zegt ons college, een burger is geen jurist, dus ook voor die burger moet het duidelijk zijn. En dus stelt het college in het raadsvoorstel voor, om 1: het referendumverzoek op basis van de verordening af te wijzen en 2: om de tekst iets duidelijker te maken. Stem je tegen het raadsvoorstel, dan doe je het volgende:
- Je stemt in tegen de verordeningen die je zelf ooit hebt opgesteld en vastgelegd.
- Je zegt, dat de tekst van de verordening vooral onduidelijk moet blijven voor de leek.
Een weldenkend mens zou zich niet zo populistisch moeten willen profileren, maar toch waren er (hoofdelijk) 11 raadsleden, die hiervoor kozen. Pfff...zeg ik dan. Deze raadsleden steunden daarna een motie, die aan de raad vroeg, om dan zelf een referendum aan te vragen over het HOV. Immers, de raad kan op die wijze wel een genomen besluit terugdraaien. 13 Raadsleden steunden deze motie, 20 waren tegen. Met andere woorden, het referendum komt er niet. Twee raadsleden, waaronder Korf van de CU, deden het goed: ze stemden niet tegen hun eigen verordening en tegen de verduidelijking van de tekst, maar vonden wel dat een referendum via een andere weg op zijn plaats was. Dat is eerlijk, duidelijk. Dat kan ik niet zeggen van de 11, die hun eigen verordening onderuit wilden halen. Je stelt geen regels op om ze met voeten te treden als ze niet uitkomten.
   Dan was het nog mogelijk, dat de motie een meerderheid had gekregen, maar dat het merendeel van de raadsleden dit afwees vind ik ook bijzonder redelijk, want wat stel je als fractie nou voor, als je dan weer dit, dat weer dat denkt of doet? Nou ja, hoe GroenLinks over het HOV en OV in het algemeen denkt, dat weet u, en anders moet u een van mijn eerdere blogs maar lezen.
   Boele is populist eerste klas. Hij maakt van de raad de vijand van de Velsense bevolking, de vuile rakkers van de macht. Is dat terecht? Nee, want hij vraagt van ons, dat wij onze eigen regels negeren. Wat nog veel erger is: dat er raadsleden zijn, die zich in dit populisme laten meeslepen, waarmee ik doel op de 11, die het raadsvoorstel afschoten.


   Ik kijk naar buiten en het is 'kermis in de hel': het regent terwijl de zon schijnt. Vroeger noemden we dat zo, maar misschien kan ik nu beter zeggen: ha, 'de raad besluit': voor de een regent het, voor de ander schijnt de zon.

20.9.12

Jong zijn


Het verschil tussen de werkelijkheid en het beeld dat media scheppen kwam gisteren knalhard mijn huiskamer binnen met de uitzending van Argos TV (Medialogica - Human/VPRO). Met de aflevering van 'Gouda, een probleem van tien miljoen' werd de kijker een beeld gegeven van een volledig uit de hand gelopen hetze, die op slechts één gebeurtenis was gebaseerd. In het kort: In Gouda wordt een buschauffeur overvallen door een Marokkaanse knul, wat leidt tot een kettingreactie van krantenberichten (197) over de Marokkaanse reljeugd, die vervolgens Haagse politici doet beweren dat het land in brand staat. Vervolgens maakt de burgemeester van Gouda maar van die situatie misbruik en delft tien miljoen om de problemen in de bewuste wijk (Oosterwei) aan te pakken. Opportunisme ten top, want er is niets aan de hand.

Wim Cornelis, burgemeester Gouda

   Van de werkelijkheid kan een mens enorm schrikken. Dat heb ik, zo u weet, al vaker gedaan als het gaat om berichtgeving in media. De Telegraaf speelt in genoemd programma een grote rol, in mijn kleinere wereld de IJmuider Courant. Ook schreef ik al eerder, dat iedere krant een kleur heeft en ofschoon die kleur u best eens zou kunnen aanstaan, het blijft een onjuist gegeven dat u in de kranten geen droge feiten kunt lezen. In verband daarmee complimenteerde ik ook de gemeente Beverwijk, die een raadsvoorlichter wil aanstellen om de bevolking te informeren over de politiek. Ooit was een journalist misschien de voorlichter voor de burger, maar dat is allang niet meer zo.
   Door onjuiste, alarmerende berichten in landelijke dagbladen krijgen veel burgers een angst, bijvoorbeeld voor Marokkaanse jongeren, of voor hangjongeren. Een partij als de PVV kan dit goed gebruiken. Die speelt in op die angsten en belooft de burger, dat het probleem zal worden aangepakt. In de tussentijd tracht de partij zoveel mogelijk aandacht aan 'het probleem' te besteden, waardoor dit in de media nog verder wordt opgeblazen. Populisme ten top.
   Ook in de IJmuider lees ik met regelmaat over ergernissen in wijken of straten. Mensen die last hebben van kinderen, van een metalen glijbaan, van hangjongeren, van geluiden, van uitgaande jeugd, de 'gevaarlijke' Kennemerlaan. Als raadslid kreeg ik de gelegenheid om eens een dagje met de politie op pad te gaan. Hou me ten goede: ik heb heel veel goed en alert werk gezien van de agenten, maar op een punt was ik het niet met de heren en dames eens: een groep jongeren trof elkaar in een plantsoentje, bij een bankje. Brommers uit, waterflesjes in de hand, zittend op de bank en op de rugleuning (foei, schoenen op de bank) en ja, één wildplasser die het hazenpad koos. Er was geklaagd wegens overlast. Alle aanwezige tieners moesten hun id overleggen en hun namen werden genoteerd. Maar waarom, vroeg ik me af. Behalve de wildplasser, die al lang was verdwenen, deden zij in mijn ogen niets verkeerd. Och ja, misschien roepen ze soms even hard naar elkaar, misschien lachen ze wat luid of schreeuwen ze even, maar nergens in de wetgeving staat, dat jongeren zich niet mogen verzamelen bij dat bankje en ouderen wel. 'Het is gemeentebeleid,' werd me verteld en 'Een plaatselijke verordening.' Dat is mooi, maar waarom is die verordening er? 'Omdat mensen er last van hebben.' Dat is niet mooi, maar ergens last van hebben wil niet zeggen, dat het verboden moet worden.
   Ik heb last van mijn man, die 's nachts met regelmaat naast me ligt te snurken, maar ik kan hem toch moeilijk verbieden om te slapen in zijn bed. Ik heb last van mijn buurkinderen als ze gillend van plezier in een badje spelen, maar ik kan ze niet verbieden om te spelen in hun eigen tuin. Ik zou het niet eens willen. Ik heb last van de verbouwing van een huis verderop, maar ik kan de bouw niet stopzetten. Ik had last van het verjaarsfeestje in de tuin van de buren, want ik kon mijn eigen bezoek niet meer verstaan en ik heb iedere keer weer last van de enorme vrachtwagens van de toeleverancier van het restaurant op de hoek, waardoor ik mijn straat niet in of uit kan. Moet ik dat allemaal maar willen verbieden? Mijn buren hebben last, als wij na een raadsvergadering in de zomer met wat politici nog even doorpraten op ons terras. Dan hangen ze uit het raam en zeggen, dat ze de volgende ochtend weer vroeg op moeten. Dat zal wel, maar dan doen ze het raam maar dicht. De zomers in Nederland zijn zo kort, dat ik buiten wil zitten als het maar even kan. Natuurlijk houd je rekening met elkaar, maar het moet geen dwangbuis worden.
   Ik heb nog nooit in de krant gelezen, dat een groep hangjongeren iemand heeft vermoord, een klein kind heeft ontvoerd of wat dan ook. Het enige wat ik lees is, dat ze troep achterlaten en dat ze herrie maken. Ja, daar zou je als politie wat van kunnen zeggen, maar om zonder enige aanleiding namen te noteren, dat is een beperking van de privacy, die volgens mij niet is toegestaan in Nederland. Je moet toch wel een goede reden hebben om als agent te eisen, dat iemand zijn identiteit bekend maakt. Tenminste, zo willen wij Nederlanders dat. Zo willen de klagers het voor zichzelf ook, want dat zijn vaak ouderen, die zich nog goed de vijf jaar in de vorige eeuw kunnen herinneren, dat dat anders was.
   De vraag is of wij last mógen hebben van al die zaken. Een wereld maakt kabaal. Veel mensen op een hoop, wat voor Nederland toch wel op gaat, leidt tot ergernissen, waar wij mee om moeten leren gaan, waar we ons overheen zullen moeten zetten. Wat wij wel willen is vrijheid. De vrijheid om te leven, om te ademen. In mijn jeugd waren het de lange haren en de kapotte spijkerbroeken die ergernis brachten. Nu zijn het hangjongeren of donker gekleurde jeugd, die wel eens gevaarlijk zouden kunnen zijn. In de Romeinse tijd klaagden ouderen al over jongeren, over hun aanpassingsvermogen of desinteresse. Zijn we nu, twee millennia verder, niet eens wijs genoeg om ons te realiseren, dat er altijd een generatiekloof zal blijven? Dat we ons daar als mens maar gewoon bij neer moeten leggen?


   In het beleidsplan van de politie, dat vanavond in een sessie wordt besproken, wordt de veiligheidsmonitor genoemd. 22% van de Velsense burgers voelt zich (weleens) onveilig. Ik wil wel eens weten waarom. Hangen daar feitelijke cijfers aan? Weten burgers wel of hangjongeren wel of geen criminele feiten plegen? Hoeveel kans lopen we op een woninginbraak? Wat houdt dat gevoel van onveiligheid nu precies in? Is dat alleen een onderbuikgevoel, gecreëerd door hetzes als die van de Telegraaf? De politie stelt alles in het werk, zo veel als met hun mankracht mogelijk is, om criminaliteit tegen te gaan. Het beleidsplan staat vol inspanningen. Meer kan ik niet van ze vragen, want zij zijn niet in staat om boeven niet geboren te laten worden, maar misschien kunnen zij hun aandacht wel verplaatsen van hangjongeren naar relevantere zaken. Dat kan alleen, als het klagen vermindert en wij ons allen realiseren, dat ouder worden gepaard gaat met  een zekere behoefte aan rust en orde, iets wat bij onze jeugd gelukkig nog ontbreekt. Dat heet jong zijn.

19.9.12

Cut


Vanmorgen vroeg op, voor mijn doen dan. Kwart over zeven is voor mij nachtbraken. Reden: een CT-scan in het AvL ziekenhuis om half tien, maar een uur daarvoor moet nog contrastvloeistof worden weggewerkt. Er zat totaal geen smaak aan het mengsel, maar als ik al contrast hoor, dan gaan mijn haren overeind staan. Herinneringen aan barium, vieze smaken en enorme hoeveelheden komen direct weer boven, met als topper de vier liter zout water om darmen mooi schoon te krijgen. Ik vraag me nog altijd af, waarom verpleegkundigen daar limonade bij doen. Kunnen ze dat goedje niet warm en met bouillonsmaak leveren?
   Het is koud in de auto en ik ril me rot in mijn leren jasje, dat niet mijn warmte, maar de kou van de leren autostoel opneemt. Dat is geen pre voor de aderen, die toch al nooit meewerken. Ze rollen, trekken terug, verdwijnen of zijn te dun, hoor ik altijd zeggen. "Ben je moeilijk te prikken?" vragen ze vaak vooraf. Vroeger antwoordde ik dan van wel, maar de laatste jaren houd ik wijselijk mijn mond, omdat de prikker met die wetenschap al van tevoren in de stress schiet. Maar ik maak deze keer een fout. Als me wordt gevraagd, in welke arm ik het infuus wil, zeg ik dom: "Probeer deze maar," waarop direct de constatering volgt, dat ik dus moeilijk te prikken ben. Een tweede poging volgt in de pols en die lukt.
   In het apparaat geven ze aanwijzingen via de microfoon: "Inademen, adem inhouden, adem maar weer door." Dan volgt de mededeling dat de contrast wordt ingespoten. Eerst prikkelt mijn keel, dan worden mijn lippen warm en vervolgens verspreidt de warmte zich over de rest van mijn lichaam totdat ik, zoals altijd, het gevoel krijg in mijn broek te plassen. De eerste keer schrok ik me dood en vroeg me af, hoe ik in 's hemelsnaam weer naar huis moest met een natte broek.
   Als de verpleegkundige het infuus wil verwijderen kijken we naar een indrukwekkende bobbel op mijn pols. De dunne ader kon het niet aan en is gesprongen.


   "Doet het pijn?"
   "Nee hoor, maar ik wist niet, dat jullie hier zelf ook tumoren maken?"
   "Met zulke tumoren zouden we graag van doen hebben," antwoordt een man lachend. "Die spoelen we zo weg."
Dat doet me denken aan een vrouw met borstkanker, die ooit naast me lag. Ze had een drain, die uitmondde in een plastic zak. In het vocht zaten wat vaste flieders en op de vraag van een bezoeker wat dat was, antwoordde ze:
   "Dat is die kanker. Het spoelt al weg. Ik denk niet dat ik nog geopereerd hoef te worden."
   Ik krijg een tube Herudoid mee. Drie maal daags smeren en terugkomen als ik koorts krijgt, maar ik denk dat mijn huisarts dat dan ook wel aan kan. In de wachtkamer staat de koffie-gastvrouw. Ik heb het nog steeds erg koud en warm mijn handen aan een heet bekertje. Nog net niet zo koud als toen ik negen jaar geleden voor het eerst in een wachtkamer van het AvL zat te klappertanden van de zenuwen en, waarschijnlijk ook, van mijn magere lijf van 50 kilo.
   In de gang kan een echtpaar de weg niet vinden. Ze haalt een brief uit haar tas en leest Balie 4. Ik wijs haar de richting en wens haar succes.
   "Eerste bezoek," zeg ik tegen Ernst en hij begrijpt wat ik bedoel. Ik ril en heb ontzettend met haar te doen.
   "Ik zou haar eigenlijk achterna moeten gaan en zeggen, dat ik hier al zolang kom. Dat stelt volgens mij wel gerust."
Herinneringen stop je niet.
   Voor ik uit de auto stap stop ik wat achtergebleven rommel en lege flesjes in mijn tas. Binnen leeg ik mijn tas en kom de tube tegen.
   "Voor cutaan gebruik. Wat betekent dat?"
   "Voor oppervlakkig gebruik, op de huid," antwoordt Ernst.
   "Van welk woord komt cutaan dan?" vraag ik.
   "Van cut," zegt Ernst. 

18.9.12

Nepkaas van Vergeer


Vanavond moest ik even een snelle maaltijd maken, want vergaderingen en bijeenkomsten gaven ons maar een uurtje de tijd. Het meeste werk had ik aan het snijden van paprika's, uien, champignons en courgette, die samen met het gehakt de basis vormden voor de saus. Spaghetti álá Reina. Wat passata erbij, wat kruiden en klaar. Zo'n saus maken is leuker dan die oer Hollandse maaltijden. Je krijgt het gevoel nog een beetje te kokkerellen. En de ene keer is hij lekkerder dan de andere.
   Vanavond was hij lekker en ik verheugde me op een bord, overladen met pittige kaas. In de koelkast lag een zakje 'Pasta' van Vergeer. Duidelijk kaas, dat geraspte spul dat erin zat, dus dat woord hoeft er voor die reden niet op. Ik heb dergelijke zakjes ook zien liggen met 'Pizza' erop. Kennelijk heb je voor die gerechten verschillende soorten kaas nodig.
   Als ik een eerste hap neem valt het ontzettend tegen. 'Koop voortaan maar gewoon oude geraspte kaas,' zeg ik tegen Ernst (die bij ons vrijwel altijd de boodschappen doet) 'want hier zit geen enkele smaak aan. Het maakt wel mooie draden, maar het lijkt meer op plastic.' Hij is het met me eens. Na de maaltijd neem ik nog een hapje geraspte kaas toe, om toch nog een kaassmaak te krijgen, maar ik proef niets kazigs. Het begint me te dagen en ik pak het zakje.

Geraspte kaas: 45%
ingrediënten:  melk, aardappelzetmeel, zout, zuursel, stremsel, kleurstoffen (met nr.) en conserveermiddel (met nr.)
Verpakt onder beschermende atmosfeer.

En in het Frans:
Fromage râpé 45% m.g.s.s. / 31% mat. gr. sur produit fini
En in het Spaans:
Queso rallado 45% M.G. / E.S.- 63% E.S.



'Dit is helemaaaal geen kaas!' roep ik keihard. 'Dit is die neprommel!'
Minder dan de helft is kaas, de rest is gemaakt van olie en andere troep.
En daarom staat er op die verpakkingen ook geen 'Pasta-kaas' of  'Pizza-kaas'. Dat mag niet, want dan moet het 100% kaas zijn. Mat. Gr. staat waarschijnlijk voor Vette materie. Klinkt toch heerlijk, niet? In Frankrijk moet dat er kennelijk opstaan en in Spanje ook, maar in Nederland niet. En je kan toch niet verwachten, dat een Nederlander al die buitenlandse afkortingen begrijpt, ik denk veel Fransen en Spanjaarden net zo min.
   Mijn oproep: Koop die rotzooi niet meer, want je weet niet wat je eet. Een schandalige zaak, dat wij, Nederlanders, Hollanders, kaaskoppen, mensen met melk-boeren-honden-haar, nepkaas krijgen voorgeschoteld als we niet in staat zijn de kleine lettertjes te lezen (ik had twee brillen nodig voor deze bestudering).
Boycot Vergeer!

16.9.12

Doe-het-zelf, koop-het-zelf



'Degene aan wie je hem had uitgeleend had die ketting goed om zeep geholpen,' zegt Ernst over mijn kettingzaag, 'maar nu doet hij het weer.'
Daar ben ik blij mee, maar ik denk gelijk aan mijn tegelsnijder, die ik nooit meer heb teruggezien.
'Ach, ik heb er nog een,' zegt Ernst.
'Een elektrische?' vraag ik.
'Had je een elektrische? Dat is zonde, dat zijn mooie dingen.'
'Ja, en ik had ook een elektrische kapzaag, maar die was ook kapot toen ik hem terug kreeg en mijn eerste decoupeerzaag ook.'
   Ik heb sinds de aankoop van een eerste eigen huis in 1991 heel wat gereedschap bij elkaar gespaard. Mijn gereedschap, want ik had een man met twee linker handen. Goed materiaal is het halve werk, daar kwam ik al snel achter. Dus geen schroevendraaiers meer uit de 5€ bak, maar échte. En geen boormachines meer met een laag wattage, maar krachtige. En ook weer niet een te zware, want ik blijf een vrouw. En onlangs, na de dood van een tweede 'mouse', werd het een palmschuurmachine van degelijke kwaliteit. Die rotzooi moet ik niet meer. Ik heb inmiddels alles, van goede schroeven tot een kettingzaag, van alle maten moertjes tot een cirkelzaag (oké, die heb ik geërfd van mijn vader). Overdreven? Nee hoor, in dat eerste huis maakte ik zelf een kozijn waar eerder rotte tuindeuren hadden gezeten. Het balkon was toch maar 50 cm diep en ik had geen enkele behoefte om erop te staan. Ik houd ervan om timmerman te spelen, of schilder. En mijn nippeltjes, boutjes, moertjes en schroefjes hebben, sinds ik Jan Hanlo heb gelezen, allemaal smoeltjes, het zijn allemaal meneertjes en mevrouwtjes. Voor de vakantie ben ik begonnen aan het kaal maken van de trappen. Als ik eenmaal begin, vind ik het heerlijk werk. Maar dat beginnen is wel eens een probleem.
   Sinds mijn nieuwe huwelijk hebben we van alles twee tot drie exemplaren, want Ernst is ook een doe-het-zelver. Hij overtrof me alleen met tuingereedschap. Maar toch is er een verschil tussen zijn gereedschap en het mijne. Het zijne is mannelijk en het mijne vrouwelijk. Waar dat hem in zit weet ik niet, maar het is gewoon zo. Ik wil niet met zijn gereedschap werken en hij niet met het mijne. En dat is maar goed ook, want als er dan iets kapot gaat of zoek raakt kunnen we het elkaar niet verwijten.
   Ik ben een redelijk behulpzaam type en dat is niet altijd even slim. Als iemand mij vroeg iets te mogen lenen, dan deed ik dat altijd graag. Soms bood ik het zelfs zelf aan, maar daar ben ik mee opgehouden. En sinds een paar jaar heb ik ook moeite met uitlenen als daarom wordt gevraagd. Ik kreeg namelijk alles óf kapot terug, óf helemaal niet. Ziek werd ik ervan. De duurste dingen verdwenen uit mijn mooie verzameling gereedschappen, maar ook boeken zag ik bijna nooit meer terug.
   Toen mijn dochters eens aan Ernst vroegen, of ze een cd mochten lenen, zei hij resoluut 'nee'! Dat klonk zou boud, dat we hem allemaal met grote ogen aanstaarden. 'Nee,' zei hij nog eens, 'Ik leen nooit cd's uit, want ik kreeg ze altijd met krassen terug, als ik ze al terugkreeg.' Dat was duidelijk. Ik probeerde hem nog over te halen, omdat het hier om familie ging, maar dat mocht niet baten. Ik moest blij zijn, dat ik toestemming had om aan zijn cd's te komen. Ach ja, na tien jaar alleenrecht is het erg moeilijk je dierbare spullen weer te moeten delen, maar Ernst overwon zijn problemen daarmee, nadat ik hem had beloofd ze als kinderen te zullen vertroetelen. Ook voor mijn dochters maakte hij uitzonderingen, waar hij soms toch spijt van heeft. Toen wij van vakantie thuiskwamen lager er een paar cd's bovenop elkaar zonder doosje. Daar heb ik ook een hekel aan, maar ik hield wijs mijn mond en Ernst, ik zag het wel, slikte een aantal keren flink.
   Het niet uitlenen van spullen komt erg onaardig over en daarom wordt het voor mij een waar dilemma. Hoe kan je fatsoenlijk 'nee' zeggen, zonder te verworden tot de vervelende klier van de straat? Je kan natuurlijk zeggen 'Sorry, maar dat heb ik niet', maar dat is liegen en bovendien heeft iemand je misschien een keer bezig gezien met het apparaat. Ik zou het niet weten. Ik durf daarom ook nooit 'nee' te zeggen, maar hoe krijg ik dan ooit mijn spullen weer (heel) terug?
   Misschien moet ik hier een oproep doen aan alle mensen, die nog gereedschap en boeken van mij in huis hebben. Jongens, breng het eens terug (na reparatie), dan kan ik weer met een gerust hart uitlenen.
   Dan heb ik nog een advies voor beginnende doe-het-zelvers: Er zijn 'doe-het-zelf'-markten, waar 'koop-het-zelf' de bedoeling is. Geen geld? Dan kan je alles ook nog huren.

Deze tekst heeft geen betrekking op I+I S, dat dan weer niet.

15.9.12

Boele + HOV


De eerlijkheid gebiedt mij om nu ook eens positief over de column van Bart Boele te schrijven. Bij het zien van zijn kop 'Laat toch komen, dat referendum' dacht ik direct 'Oh, daar gaan we weer!', maar dat pakte verbazend anders uit. Vandaag is Bart mijn vriendje (ofschoon we altijd wel on speaking terms zijn, hoor).
   In zijn column stelt hij zeer terecht, dat de komst van het HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) in Velsen een democratisch genomen besluit is en dat hieraan voorafgaand door de gemeente geen fouten zijn gemaakt ten aanzien van burgerparticipatie. En ja, dat mensen de politiek niet in de gaten houden, de krant niet lezen en uitnodigingen voor bijeenkomsten over het hoofd zien, dat is de gemeente niet aan te rekenen. De gemeente informeert de bevolking al jaren op dezelfde wijze en breidt dit via internet steeds verder uit.
   Het past hier goed om de burgers van Velsen nogmaals te vragen om de politiek wel te volgen, want het gaat in alle gevallen om hun leefomgeving. Iemand die beweert dat politiek oninteressant en saai is begrijp niet, dat in de politiek vrijwel alles wordt beslist, waar we in ons leven mee te maken hebben.
   Een referendum kost een boel geld en wat dat aangaat ben ik het iets minder met Boele eens. Bovendien zou je dan een referendum kunnen loslaten op ieder besluit dat de gemeenteraad ooit heeft genomen. Waar is dan het eind? En ook het tijdstip van dit referendum is onjuist. Zijn er plannen en neigt een gemeenteraad die aan te nemen, terwijl er bij de bevolking wellicht een meerderheid tegen is, dan kan een referendum de boel tegenhouden. Maar vier jaar na dato hier nog eens mee aankomen is toch wat mal. Bovendien, er zijn hooguit nog wat beslissingen te nemen over de route van deeltracé's (waar ook burgers zich, zoals in Santpoort, nog steeds druk mee bezig houden), maar er staat geen enkel besluit op de agenda van de raad, dat het referendum zou kunnen beïnvloeden.
   Waarom moet er eigenlijk HOV komen? Dat is de vraag, die ik nergens gesteld zie. Voor het antwoord daarop kan je terug naar de Romeinse tijd, toen wegen werden verhard voor beter vervoer van legers, want de burger had nog weinig met reizen. In WOII legden de Duitsers wegen aan (ook voor legers): de basis van het huidige autobahn netwerk en bijvoorbeeld de zeeweg van Overveen naar Zandvoort. Legers reizen inmiddels nog nauwelijks over de weg, maar burgers des te meer. En er komen steeds meer burgers. In Nederland kunnen die zich op den duur niet meer allemaal verplaatsen in een auto, tenzij het onze wens is, om het hele land te asfalteren. Ergens zal de rek om die auto's allemaal kwijt te kunnen eruit zijn en zal een netwerk van modern openbaar vervoer noodzakelijk zijn. Dat netwerk zal zoveel mogelijk vrij baan moeten hebben, omdat dat de reisduur constant houdt. Een factor waar je, als je met openbaar vervoer reist, op moet kunnen bouwen. Alleen dan kan het openbaar vervoer het winnen van de auto.
   Als ik in Barcelona op de metro wacht, dan telt een klok de minuten af, waarop die binnenkomt (altijd korter dan drie). Je hoeft daar niet te rennen om nog een metro of bus te halen, want de frequentie is hoog. Het zal niet in mijn kop opkomen om in die stad de auto te nemen. Ook in Wenen is het OV zo goed geregeld, dat ik niet aan de auto denk. Hier in Nederland wel. Waarom? Omdat het OV nog lijkt op prutswerk. Ten eerste is het duur, ten tweede wordt er niet frequent genoeg gereden, ten derde zijn veel plaatsen heel moeilijk bereikbaar, ten vierde sta je met de bus net zo lang in de file als met de auto. Van IJmuiden naar Zandvoort kan je het beste maar voor een wandeling over het strand kiezen. Dat moet dus allemaal veranderen en niet over 20 jaar, als de nood werkelijk aan de man is, maar nu al. Om dat netwerk over enkele decennia klaar te hebben zal je nu moeten beginnen met de planning en gedeeltelijke uitvoering.
   Velsen is geen eiland op zich, dat zich kan onttrekken aan de wereld eromheen. Het maakt deel uit van de Randstad, heeft zijn economische belangen en moet zorgen, dat het up-to-date blijft en meegaat in tal van ontwikkelingen. Daar hoort  het HOV ook bij. We kunnen behoudend trachten Calimero-behoeften te koesteren, maar dan sluiten we ons af en zullen bedrijven andere locaties zoeken om zich te vestigen.
   Mocht de nieuwe HOV lijn problemen opleveren, omdat bepaalde locaties niet meer worden bereikt, dan zal het overige netwerk dat moeten oplossen. En natuurlijk zal je altijd zien, dat de een er juist mee is gebaat, terwijl de ander verder moet lopen. Ook zijn er mensen, die nu een busbaan vlakbij hun huis krijgen, maar daar lag al een spoor en de kans dat die route weer eens voor OV gebruikt zou worden lag wel voor de hand. Gelukkig wordt het geen weg met auto's en brommers.
   Ik ben niet altijd blij met de vooruitgang en alle ontwikkelingen die daarmee gepaard gaan, met name omdat de natuur zo verschrikkelijk onder druk komt te staan. Maar het HOV is nu net een ontwikkeling die ik toejuich. Ik droom ervan, dat ik ooit de mogelijkheid zou hebben, om in schoon vervoer van hot naar her te reizen, zonder een moment spijt te hebben van de verkoop van mijn auto. Voor een andere droom heb ik nog wel benzine nodig: een kleine camper, waarmee ik door heel Europa kan reizen. Weer eens terug naar de via Appia Antica, waarvan de Romeinen van toen misschien ook vonden, dat die te dicht bij hun huis werd aangelegd of zich afvroegen, waar dat nou allemaal voor nodig was. Maar het duurt nog wel even voordat dat realiseerbaar is en misschien zijn er dan ook elektrische campers.

1.9.12

Simi, heal yourself

Wij waren drie jaar, mijn zus Wilma en ik, toen we voor het eerst in Griekenland kwamen. Onze vader wilde tijdens zijn vakanties geen toeristen zien en bovendien zocht hij naar natuur die hij niet kende. Maar dan wel mooie, en de droge vlakten rond Foggia, Bari en Brindisi stonden hem niet aan. En dus reed hij de auto bij Brindisi op de Egnatia en stak over naar Kerkyra (Corfu). Dat deden wij, op een zomer na, zo'n twintig jaar. Die ene zomer sloeg de heimwee toe. Hoe hij toch zo wreed kon zijn ons niet naar Kerkyra te brengen?
     Eenmaal ouder ontdekten we een groot deel van Griekenland vanaf onze standplaats Kavos, een paar tenten in een groot olijvenbos, die steeds verder landinwaarts moesten om maar geen toeristen om ons heen te hebben. Onze eerste vriendjes waren natuurlijk Grieks. Wij waren, dachten we, voorgoed griekofielen.

Wilma woont al sinds de scheiding van haar Griek, 1987, in Turkije en verhuurt samen met haar man Hasan 18 jachten: Budget Sailing Turkey. Vanaf haar huis op een berg bij Göcek kan je Rhodos zien liggen. Behalve de Turkse eilandjes en baaien doen de zeilers met een flottielje natuurlijk ook graag wat Griekse eilanden aan, zoals Rhodos, Kastelorizon en Simi. Aan het eind van een middag komen ze met zeven boten aan bij de haven van Simi, maar die is vol. Zij willen de boten dan iets verderop voor anker leggen (met een lijn aan wal), maar als Hasan de eerste lijn overzwemt snauwt een Griek 'If you do that, I will cut it!'. 'Welcome to Simi,' antwoordt Hasan en zwemt terug. De boten varen wat verder naar een andere geschikte plek, vlakbij een restaurant. Dat wordt goede klandizie, zou je denken, maar de eigenaar ziet het helemaal niet zitten en is er als de kippen bij om hen weg te sturen, en daarmee zo'n 30 klanten. Inmiddels is het aarde donker, maar de floot heeft geen andere keus dan over te steken naar Turkije, waar ze hartelijk worden ontvangen en geholpen met aanleggen.
     Rhodos heeft een marina, die al decennia vol zit. Om dat probleem op te lossen werd Europees geld beschikbaar gesteld en dat werd natuurlijk gretig aanvaard. In de twintig jaar dat Wilma nu vaart is er niets aan de marina veranderd. Als je er al een plaatsje kan vinden, dan zijn er geen voorzieningen, zoals douches en toiletten. En het geld...daarover is een spotprent gemaakt, vertelt Wilma: een ambtenaar, die hard wegholt met een grote baal onder zijn arm.
     In de eilandrijke Egeische zee kon je altijd per goelette van eiland naar eiland varen. Good business, all inclusive, een week eiland hoppen. Kennelijk te vermoeiend voor een Griek, want die hele handel is nu al jaren in handen van de Turken.

Hier zitten we dan, lekker op de berg van zus en zwager, met uitzicht over de baai van Göcek.  Eigenlijk wilden we naar Thira (Santorini), omdat we al zo vaak beloofd hebben om eens de tot appartement verbouwde molen van vrienden te bezoeken. Ja, te huur voor drie personen, met privé zwembadje, maar niet aan zee. Om die te bereiken moet je nog een auto huren. In het hoogseizoen kost de molen 480 euro per nacht. Ik ging even rekenen en we besloten voor een tiende van de prijs maar twee tickets naar zus te kopen. Zou die molen nog verhuurd zijn?
     We zijn iets minder griekofiel dan vroeger, maar op Kastelorizon word je nog aardig ontvangen en kan je lekker eten voor een normale prijs, hoorde ik. Bij het vrouwtje, waarvan Griekenland vroeger stikte.