26.9.14

Nachtelijk forensisch onderzoek

Diep in slaap als de honden het ineens op een enorm blaffen zetten en als bezetenen de marmeren trap afrennen, terwijl Ernst schreeuwt dat ze vooral hun bek moeten houden.
   "Dit is rampblaffen, Ernst, dan moet je kijken wat er is, niet die beesten uitschelden."
   "Ik lag zwaar te dromen...," maar hij komt toch met moeite overeind - onze matrassen liggen nog steeds op de grond - en gaat achter de honden aan.
   Na enige minuten loop ik naar het raam, dat een prima uitzicht biedt op de tuin, die bovendien redelijk verlicht wordt door de straatverlichting. Er loopt een zaklantaarn rond, maar ik zie geen honden.
   "Helemaal niets te zien," zegt Ernst als hij weer in bed wil afdalen.
   "Heb je de honden buiten gelaten?" want die hebben hun blaas nog niet geheel getraind op een deur zonder luikje.
   "Nee, zou ik wel kunnen doen, eigenlijk." Hij stapt zijn bed weer uit en laat het grut uit.
   De rest van de nacht mogen we rustig doorslapen.
   Onder het genot van de eerste beker melk (günlük taze süt, 100% doğal - dagelijks verse melk, 100 % natuurlijk), nog net voor de zon over de berg spat, vraag ik Ernst waarom hij vannacht naar beneden ging.
   "Ik ging achter de honden aan, richting onraad!"
   "Maar had je dat onraad niet beter vanuit het raam kunnen gadeslaan?"
   "Nee, natuurlijk niet. Als er iemand is, dan kan ik ingrijpen."
   "Denk je niet dat die inbreker zich bij de eerste blaf van de honden allang uit de voeten heeft gemaakt? Ik bedoel, ik zou niet wachten tot alle lichten aangaan en een stramme baas zich uit bed gehesen heeft..."
   "Nou, je weet maar nooit."
   "En die zaklantaarn? Deed je forensisch onderzoek? Was je van plan voetsporen in het gras te vinden?"
   "Ja, volgieten met gips en naar het lab!"
   "Je mist CSI gewoon!"

24.9.14

Enorme ongebraden worsten

Het is kwart voor zeven. Ongeveer een half uur geleden was het nog te donker in de slaapkamer om kleuren te zien. Er zijn ook niet veel kleuren. Een witte tegelvloer, een antraciet laken, donkere koffers in de hoeken, mijn kleding en die van Ernst als altijd weinig kleurig, cremekleurige bedkleedjes en witte honden.
   Nog altijd kan ik me 's morgens niet oriënteren als gevolg van een lange narcose. De kleurloze omgeving maakt dat niet makkelijker. Als ik mijn ogen open is er iets dicht bij mijn gezicht, en ik vraag me altijd weer af wat het is. Nooit schrik, maar altijd enorme verwondering. Wat is dat nou weer? Soms is het het sluitwerk van de deur, waaraan wat jurkjes hangen omdat we geen kast hebben. De jurkjes raken mijn neus. Als ik ze heb herkent zet ik ze terug op de plaats waar ze horen, met een bepaalde hoofdbeweging, een soort kopstootje, dat ik moeilijk kan omschrijven. Het blijft grappig, ook al heb ik de afwijking al zeven jaar.
   Sinds de honden hier in Turkije bij ons op de slaapkamer zijn beland is er een fenomeen bijgekomen. Als ik, in het schemer van de straatverlichting, 's nachts wakker word en zonder bril een hond zie liggen, beschouw ik het object vol verbazing. Ik zie een heel grote 'cocoon' van de afmeting enorme langwerpige watermeloen, maar dan wit. Eigenlijk lijken ze op enorme ongebraden worsten, met aan een kant een enorm loodje om die af te sluiten. De vacht heeft geen structuur, omdat ik de haren zonder bril niet kan zien. En iedere keer dat ik zo'n enorm cocoon aanschouw, vraag ik me af wat het is. Ik bekijk het aandachtig en probeer te bedenken wat het zou kunnen zijn. Vijf, tien, soms vijftien seconden zoeken mijn hersenen naar een verklaring. Dan weet ik het ineens: het is een hondje! En geen loodje, maar een halsband.
   Dat ik in het schemer absoluut niet weet waar ik wakker word is volkomen normaal en heeft niets met het nieuwe huis te maken. Dat wist ik zeven jaar geleden in Nederland ook al niet meer. Elke dag kijk ik om een heen en probeer donkere en lichte vlakken te plaatsen, net zolang tot een herkenbare kamer ontstaat. Ik heb geen idee waar ik aan 'lijd'. Het lijkt een kortstondig geheugenverlies, want ook de man naast me verbaasd me soms enorm. Hij heeft het geluk, dat ik altijd weer blij ben als ik weet wie hij is. Misschien dat ik daarom zo gelukkig ben: elke dag begint mijn leven in enorme verwondering.


19.9.14

Lulverlengers

Vannacht was de heibel compleet. Aan de overkant woont een hondje, dat klinkt als Ventje. Blaffen doet hij of zij helaas nog vaker dan Ventje en soms onophoudelijk. In de relatieve rust van de avond lijkt het alsof de hond in onze tuin zit.
   Relatieve rust is gebaseerd op het moment, dat de imam rust, de bevolking zich opmaakt om naar bed te gaan of al is gaan slapen (inclusief de dorpsomroepster, die via microfoons een keer of drie per dag een boodschap uitschalt, waar wij niets van begrijpen) en de kippen hun stok hebben gevonden. Het verkeer stopt niet. Göcek is een gezellig dorp met veel horeca-gelegenheden, dat een behoorlijke aantrekkingskracht heeft op de dorpelingen uit de omgeving. Ja, natuurlijk, allemaal jonge mannen. Die jonge mannen hebben net als veel mediterrane jonge mannen al decennia voor hen een hang naar enorm macho gedrag. In de jaren tachtig was Turkije daar nog van gevrijwaard, maar rot gedrag doet op den duur overal zijn intrede.
   Zo stil als het dorp en onze boulevard decennia geleden nog waren, nu wordt de Atatürk Bulvar gebruikt als racebaan door de macho. Behalve 'speeding' met soms wel 100 km per uur (hier zijn de Nederlandse versmallingen van wegen om dat tegen te gaan nog niet ontdekt), is de claxon eveneens een favoriete uiting van de mannelijkheid. Hoe meer tonen, hoe beter. Midden in de nacht met 100 km zo'n toeter laten horen, lijkt het bewijs van een hele grote lul. Maar omdat de weg zo is uitgereden met die snelheid, wordt aan begin en eind gekeerd en herhaalt het spektakel zich om de paar minuten. Is de macho niet in het bezit van een auto, dan is de brommer, waarop geen begrenzer zit, de aangewezen lulverlenger. Als de uitlaat bij aankoop geen herrie maakt, is daar zo een oplossing voor gevonden.
   Het stadium waarin deze zielige, aankomende mannetjes verkeren lijkt op Italianen en Spanjaarden uit de vorige eeuw. Het is niet de Turk, zoals ik hem leerde kennen toen ik nog jong was. Die liep met een vriend op mij en mijn zus af, schudde ons de hand en zei, dat hij ons erg mooi vond. Daarna vervolgden we gevieren lachend onze eigen weg in Istanbul 1987. Ik hoop oprecht dat de jonge mannen uiteindelijk toch zullen uitgroeien tot de volwassen Turk zoals ik hem ken: fatsoenlijk, uitermate vriendelijk, behulpzaam en respectvol. Of is hier ook van een kentering sprake en wordt de Turk uiteindelijk de Spanjaard of de Italiaan, waaraan ik beide zo'n ontzettende hekel heb. Mannen die zichzelf geweldig vinden, die kwijlen en plakken, obceen gebaren en 'nee' nooit hebben begrepen. Ik zag het in Griekenland gebeuren, nog voor de eeuwwisseling. Allerminst charmant.
   De herrie op de Atatürk Bulvard is de reden, dat wij toch zullen zoeken naar een ander huurhuis. Zolang Turkije nog geen snelheidscontroles uitvoert en claxonneren onbeperkt mag, de overbuurhond Ventje voortdurend blijft nabootsen in het midden van de nacht en de haan aan de overkant geen weet heeft van wanneer het werkelijk ochtend is, verwacht ik geen verbetering. Die hond en die haan zijn net de druppel natuurlijk...gek op honden en hanen.

7.9.14

Honden en katten

Alsof vier huisdieren niet genoeg was! Natuurlijk loopt er om het huis een jong, zéér aandoenlijk katje, dat onze zorg dringend nodig heeft. Althans, dat zei zijn vragende blik, die voortdurend via het keukenraam op mij was gericht. Een vijftiger met behoorlijke levenservaring weet natuurlijk, dat je aan dat soort sentimenten niet moet toegeven, maar een handje brokjes is zo gegeven. Verder ga ik niet. Voor ik het weet ligt ook die kat, dan volwassen, op mijn kussen. Een zesentwintig jarige dochter, gecharmeerd van ieder dier dat in haar vizier komt (behalve wespen en grote vliegende zaken), mist de nodige ervaring, weet niet dat één aai een aai teveel kan zijn.
   Ik heb geen kind meer aan haar. De altijd pratende dochter vertoeft inmiddels uren van de dag achter ons huis om het iele katertje tot mak lammetje op te leiden. Het heet inmiddels Ukkie en tijdens de korte perioden dat ze aan onze tafel zit geeft ze tekst en uitleg over het karakter van het beestje en rapporteert over de relatie tussen Ukkie en onze Kato, die het maar een mormel vindt. "Ik ben eigenlijk een mammie voor het kleintje," meldt Lina. Ja, daar zitten wij maar mooi mee, als ze weer naar huis gaat.
   De honden hebben een afgescheiden stuk tuin en kunnen het katvolk niet bereiken. Peppa is een Westie, gefokt voor de konijnenjacht en ziet in iedere kat een konijn. Dat komt waarschijnlijk omdat ze nog nooit een konijn gezien heeft. De kans dat ze 'haar konijn' vangt is minimaal, maar haar speurt in die richting is rap en redelijk verontrustend voor die mauwende knaagdieren. Noah en Ventje zien katten als interessant speelgoed, maar hun enthousiasme is net zo bedreigend als de jacht van Peppa. Kortom, de combinatie werkt niet. In een kleine ruimte lukt het nog, omdat honden daar niet kunnen hollen, maar zodra dat mogelijk is, wil geen kat meer iets van die honden weten.
   Als geciviliseerde Nederlanders laten wij de honden braaf aan de lijn uit, de boterhamzakjes in de tas, maar in Göcek loopt iedere hond los. Ze hebben het dorp verdeeld in territoria, maar daar hebben onze keffers geen kaas van gegeten. Op een grasveld laten wij onze domme blondjes los en de twee ex-mannetjes struinen dan als kippen zonder kop alle kanten uit...tot daar een hond (je weet wel, zo'n echte, die tot je middel komt en niet wit is) voor hen oprijst en met angstaanjagende grom vertelt dat zij op verkeerd terrein zijn. Oeps! Dat wordt heel veel geblaf, vooral van Noah, die denkt dat hij angst aanjaagt, maar die eigenlijk laat weten hoe vreselijk bang hij is. Maar hij doet zijn best en is best heel stoer. Ventje rent meestal hard terug naar baas, die twee benen bezit waartussen het veilig toeven is.
   Nu het grasveld wat vertrouwder wordt en het loslopen een gewoonte, vertonen zelfs onze blondjes enige Turkse aanpassing: zij hollen veel minder roekeloos alle kanten op, maar lopen rustig de pisluchtjes van de andere honden af. Gisteravond presteerde Noah het zelfs om rustig te gaan liggen, net als zijn Turkse voorbeelden. Hij straalde even de air uit, dat hij zijn territorium had veroverd, maar  hij begreep dat dit toneelstukje niet te lang moest duren.
   Turkse honden hollen niet. Honden die altijd buiten zijn, hollen niet, maar sjokken van stek naar stek. Honden die opgesloten zitten in huis en drie keer per dag aan een lijn uitgelaten worden, die hollen. Het enige wat onze twee mannetjes nog niet hebben afgeleerd is het knorren als varkens, als ze aan de lijn lopen. Met name Ventje doet dat zo hard, dat iedereen omkijkt als we eraan komen. Ventje is nooit helemaal normaal geweest, een eigen gebakken creatuur dat altijd veilig bij zijn ouders en zijn eerste bazen is gebleven: overmoedig, slim, menselijk en vooral weinig honds.

4.9.14

Hitte

Zonder ventilator zou ik gek worden. De vraag of dit het geschikte klimaat voor mij is, hoef ik niet te stellen. Ik moet ermee leren leven. Wens en realiteit zijn twee verschillende dingen: op koude Nederlandse zomerdagen denken aan een subtropisch terras is totaal wat anders dan erop zitten en trachten iedere zonnestraal te ontwijken. Nee, ik zie er niet uit als een mooi gebruinde, wel verzorgde vrouw, maar als een zwetend skelet met springend haar, dat nat in nek en om de oren de verkeerde kant uit krult. Mijn ANWB-sandalen zijn verschoten en stoffig. Mijn jurkje komt voor 7,5 lira van de markt en make-up draag ik al maanden niet meer. Geen gelakte nagels, maar hakerige korte krabbertjes van het werk in en om het huis. Van de opgedirkte vrouw die op hoge hakken naar raadsvergaderingen ging is niets meer over.
   Jazeker, dat is wat ik wilde: een leven dat geen eisen stelt aan uiterlijk, tijdsindeling of aanzien. Seneca, die al geruime tijd naast ander leeswerk mijn ziel verrijkt met zijn filosofie, helpt me deze weg te volgen. Hij beschrijft in een brief aan Lucilius de rijkdom van de Romeinse badkamers, voorzien van grote ramen met uitzicht op landerijen of de zee en meent: 'Zaken waar mensen eens voor te hoop zijn gelopen, die bij hun inwijding bewondering hebben gewekt, worden later verworpen als verouderd, zodra de luxe weer iets nieuws heeft bedacht om zichzelf te overtreffen. (..) Want waarom iets verfraaien dat een appel en een ei kost en niet is uitgevonden voor het plezier maar voor een praktisch doel?'
   Als het Seneca niet is, die mij tot de orde roept, mij inpepert waar de essentie van het leven ligt, dan is het wel het gebrek aan geld, waardoor onze tafels bestaan uit twee oude pallets met poten van oud bouwhout en de boekenkast uit kratjes '70er jaren. Maar ook het genoegen aan deze tafels te zitten is des te groter, omdat zij door ons zelf zijn vervaardigd. Ik heb het altijd leuk gevonden om met weinig geld iets voor elkaar te krijgen, begreep nooit hoe mensen konden pochen over dure zaken. Het doet mij geen enkel genoegen veel geld uit te geven.
   De planning eist, dat ik over een uur een kortstondige marteling moet doorstaan. De auto staat nu pal in de zon en dient dan als vervoersmiddel voor een trip naar Fethiye. De eerste vijf minuten zal ik badend in het zweet de zon vervloeken. Maar vanavond, als wij gedrieën op de veranda onze eerste borrel nuttigen, dan voel ik me de koningin van deze wereld.