6.9.11

Mimi

Het poesje, dat afgelopen week in een vuilcontainer werd gevonden, heeft het niet overleefd. Ze bleek gedeeltelijk verlamd te zijn en de dierenarts heeft haar daarom in laten slapen. Mensen zijn beesten. Nee, wie schreef dat nou ooit: beesten doen niet wat mensen doen. Mensen zijn monsters.
        Natuurlijk denk ik direct aan Mimi, mijn prachtige verlamde poesje uit Turkije. Ik heb haar vermoord. Een daad die ik goed kon praten, maar die me altijd is blijven achtervolgen als een misdaad. Want het was niet nodig geweest. Ze had nu nog kunnen leven (denk ik) en dan had ik haar nog kunnen aaien en iedere avond op schoot gehad. God, wat hield ik veel van die poes.
        Op een dag komt een vriendin van Wilma op Schiphol aan met een poes in een doos. Wilma had al gebeld: "Mimi is tijdens een gevecht van het balkon gevallen en op de rand van een kruiwagen terecht gekomen. Hier hebben we alleen een veearts, maar misschien kan een dierenarts in Nederland haar weer opknappen." De dierenarts in Nederland twijfelde. Als je Mimi op haar rug liet liggen, maaide ze me haar achterpoten. Dat zou nog wel eens kunnen herstellen, dacht hij. En dus nam ik Mimi mee naar huis. De dierenarts had me laten voelen waar haar blaas zat en verteld hoe je die uit moest persen. Een fluitje van een cent. Haar ontlasting kwam er vanzelf wel uit. Ja, ja.
        Mimi was een schat van een kat. De meiden en ik oefenden regelmatig met de achterpoten. Ik drukte drie keer per dag haar blaas leeg boven het putje, buiten naast de keuken en ik kwam erachter, dat je de ontlasting ook uit haar buik kon masseren. Dat was wel zo hygiënisch. Zo leefde Mimi verder. Ze was loeisterk en trok zich met haar nagels aan de bank omhoog. Ze schuifelde het hele huis door, kon de tuin in en speelde met touwtjes en propjes. Maar verlamd bleef ze.
        Vier jaar woonde Mimi bij ons. Vakanties gingen de eerste jaren niet verder dan Duitsland of België in die tijd en Mimi ging dan mee. Steevast kreeg ze dan een keer diarree, zat onder de poep en moest onder de douche. Dat haatte ze. Naarmate ze ouder werd kreeg ze ook vaker last van blaasontsteking en liet haar urine lopen. Soms kon ze niet met ons mee en moest mijn vader haar verzorgen. Als ik werkte in ons restaurant ging in tussendoor op en neer naar huis om Mimi te ontlasten. Maar ze was het allemaal waard.
        In 1998 verhuisden we en was ik mijn putje bij de keuken kwijt. Ik moest haar laten plassen en poepen in het toilet en dat werd vaak een smeertroep. Er ontstond een stress tussen mij en Mimi. Ze krabde me vaak tijdens haar toiletgang en ze ging me uit de weg, als ze deze weer aan zag komen. Op een dag had ze weer haar zoveelste blaasontsteking en liet haar urine overal lopen. Al drie keer had ik dat jaar op het punt gestaan om Mimi te laten inslapen, maar telkens zegde ik de afspraak af. Ik kon het niet. Maar de problemen werden groter. Mijn vader werd echt bejaard en kon haar niet meer verzorgen en Mimi overal mee naar toe nemen was ook niet mogelijk. Een dagje uit zat er niet meer in.
        Hoe ik zover ben gekomen weet ik niet. Hoe kon ik van een mens een monster worden? Bij de dierenarts lag ze op mijn schoot, toen ze haar eerste spuitje kreeg en rustig insliep. Het tweede spuitje zou een einde aan haar leven maken, maar ze was zo gezond en sterk, dat ze nog een derde nodig had.

        Mimi ligt begraven in de voortuin van een huis, waar ik nu niet meer woon. Gelukkig samen met Roodje, onze rooie zwerfkater en Maria, het doodgeboren hondje van Peppa, dus ze is niet alleen. Na mijn moord op Mimi heb ik hele slechte weken gehad en builen op mijn hoofd van het bonken tegen de muur. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel spijt en verdriet gehad.

No comments:

Post a Comment