19.9.12

Cut


Vanmorgen vroeg op, voor mijn doen dan. Kwart over zeven is voor mij nachtbraken. Reden: een CT-scan in het AvL ziekenhuis om half tien, maar een uur daarvoor moet nog contrastvloeistof worden weggewerkt. Er zat totaal geen smaak aan het mengsel, maar als ik al contrast hoor, dan gaan mijn haren overeind staan. Herinneringen aan barium, vieze smaken en enorme hoeveelheden komen direct weer boven, met als topper de vier liter zout water om darmen mooi schoon te krijgen. Ik vraag me nog altijd af, waarom verpleegkundigen daar limonade bij doen. Kunnen ze dat goedje niet warm en met bouillonsmaak leveren?
   Het is koud in de auto en ik ril me rot in mijn leren jasje, dat niet mijn warmte, maar de kou van de leren autostoel opneemt. Dat is geen pre voor de aderen, die toch al nooit meewerken. Ze rollen, trekken terug, verdwijnen of zijn te dun, hoor ik altijd zeggen. "Ben je moeilijk te prikken?" vragen ze vaak vooraf. Vroeger antwoordde ik dan van wel, maar de laatste jaren houd ik wijselijk mijn mond, omdat de prikker met die wetenschap al van tevoren in de stress schiet. Maar ik maak deze keer een fout. Als me wordt gevraagd, in welke arm ik het infuus wil, zeg ik dom: "Probeer deze maar," waarop direct de constatering volgt, dat ik dus moeilijk te prikken ben. Een tweede poging volgt in de pols en die lukt.
   In het apparaat geven ze aanwijzingen via de microfoon: "Inademen, adem inhouden, adem maar weer door." Dan volgt de mededeling dat de contrast wordt ingespoten. Eerst prikkelt mijn keel, dan worden mijn lippen warm en vervolgens verspreidt de warmte zich over de rest van mijn lichaam totdat ik, zoals altijd, het gevoel krijg in mijn broek te plassen. De eerste keer schrok ik me dood en vroeg me af, hoe ik in 's hemelsnaam weer naar huis moest met een natte broek.
   Als de verpleegkundige het infuus wil verwijderen kijken we naar een indrukwekkende bobbel op mijn pols. De dunne ader kon het niet aan en is gesprongen.


   "Doet het pijn?"
   "Nee hoor, maar ik wist niet, dat jullie hier zelf ook tumoren maken?"
   "Met zulke tumoren zouden we graag van doen hebben," antwoordt een man lachend. "Die spoelen we zo weg."
Dat doet me denken aan een vrouw met borstkanker, die ooit naast me lag. Ze had een drain, die uitmondde in een plastic zak. In het vocht zaten wat vaste flieders en op de vraag van een bezoeker wat dat was, antwoordde ze:
   "Dat is die kanker. Het spoelt al weg. Ik denk niet dat ik nog geopereerd hoef te worden."
   Ik krijg een tube Herudoid mee. Drie maal daags smeren en terugkomen als ik koorts krijgt, maar ik denk dat mijn huisarts dat dan ook wel aan kan. In de wachtkamer staat de koffie-gastvrouw. Ik heb het nog steeds erg koud en warm mijn handen aan een heet bekertje. Nog net niet zo koud als toen ik negen jaar geleden voor het eerst in een wachtkamer van het AvL zat te klappertanden van de zenuwen en, waarschijnlijk ook, van mijn magere lijf van 50 kilo.
   In de gang kan een echtpaar de weg niet vinden. Ze haalt een brief uit haar tas en leest Balie 4. Ik wijs haar de richting en wens haar succes.
   "Eerste bezoek," zeg ik tegen Ernst en hij begrijpt wat ik bedoel. Ik ril en heb ontzettend met haar te doen.
   "Ik zou haar eigenlijk achterna moeten gaan en zeggen, dat ik hier al zolang kom. Dat stelt volgens mij wel gerust."
Herinneringen stop je niet.
   Voor ik uit de auto stap stop ik wat achtergebleven rommel en lege flesjes in mijn tas. Binnen leeg ik mijn tas en kom de tube tegen.
   "Voor cutaan gebruik. Wat betekent dat?"
   "Voor oppervlakkig gebruik, op de huid," antwoordt Ernst.
   "Van welk woord komt cutaan dan?" vraag ik.
   "Van cut," zegt Ernst. 

No comments:

Post a Comment