15.8.12

Het kind


Ik zet de koffie buiten en Ernst komt naast me zitten, op het bankje dat nog net voor twee mensen schaduw biedt. Een tuin op het zuiden heeft zijn nadelen als het echt zomer is. Onze parasols lijken altijd te klein of te hoog en het geplande druivendak heeft voorlopig nog genoeg aan één gespannen draad.
     Ik hang even tegen mijn geliefde aan. "Je bent vochtig," constateer ik. Misschien heeft hij de voortuin gespoten, maar hij antwoordt enigszins overwogen: "Ik heb wat gedaan en bij deze temperatuur word je dan inderdaad 'vochtig'." Het is misschien de toon, die me doet vermoeden, dat er een licht verwijt in zit. Ik heb namelijk niets gedaan. Ik heb de papieren krant gelezen en ben vervolgens met de digitale begonnen. Een dagelijks ritueel dat uren kan duren, afhankelijk van de inhoud. "Zeg je dat zo überlegend om aan te geven dat ik nog niets heb gedaan?" vraag ik hem. "Nee," antwoordt hij, "ik leg uit waarom ik 'vochtig' ben." Hij zegt, dat er geen verwijt in zit en indien ik dat zo opvat, het toch echt komt door mijn eigen schuldgevoel.
     Toen ik ooit voor het eerst besloot de kerst niet met mijn ouders te vieren, zei mijn moeder: "Nou, wij redden ons wel hoor." Dodelijk, die opmerking. Mijn ouders wisten al hun kinderen voortdurend te pakken op schuldgevoel. Het zal daarom zijn, dat wij ondanks het rottige karakter van mijn vader netjes bleven komen. Wellicht ook uit medelijden met mijn moeder. Dat verleden speelt in mijn hoofd nog steeds een grote rol. Mijn zus heeft er nog zwaarder last van. Als die in Nederland is, heeft ze het gevoel dat iedereen aan haar trekt. Etentje hier, borreltje daar. Tegen de tijd dat ze weer vertrekt raakt ze er bijna van in paniek. Ze roept dan dingen als "Ik kom hier nooit meer, ik word helemaal geleefd." Dat is niet zo, maar ze wil iedereen graag tevreden stellen. Ze durft geen 'nee' te zeggen en eigen keuzes te maken. Toen ze eind jaren zeventig naar Wenen verhuisde nam ze vooral veel afstand van onze ouders, maar iedere vakantie kwam ze braaf naar Nederland, precies zoals van haar werd verwacht.
     Mijn broer had er minder last van. Hij vluchtte in dezelfde tijd naar Rome en liet zich daarna nog nauwelijks zien. Dat dankte hij aan zijn vrouw, die een jaar of  twaalf ouder was en wijs genoeg om zijn schuldgevoel definitief te liquideren. Helaas trouwde ik met een Nederlander en woonde op een kwartier afstand van het ouderlijk huis. Dat was véél te dichtbij. Het percentage ruzies, waarna ik smijtend met een deur eruit wegvluchtte was bijzonder hoog, ik schat het op 50%.
     Mijn zus en ik zijn goede mensen in die zin, dat we het anderen graag naar de zin maken. We gaan prat op onze hartelijkheid en behulpzaamheid, laat ik het zo zeggen. Daarin zit een drang tot perfectionisme. Maar op het moment, dat we niet kunnen voldoen aan ons ideaalbeeld, dan krijgen we een schuldgevoel. We weten donders goed dat het anders zou moeten, maar we kunnen het even niet opbrengen. Op dat moment staat daar, groot als een verschijning uit Alladins lamp, mijn vader tegen het firmament. Hij buldert ons weer toe, dat hij het niet getroffen heeft met zijn kinderen en dat is al genoeg om ons te doen verschrompelen en al onze zonden aan ons voorbij te zien gaan.
     Als kind dacht ik altijd, dat ik als volwassene de wijsheid in pacht zou hebben. Dat ik als moeder precies zou weten hoe ik mijn kinderen moest opvoeden en antwoorden zou hebben op alle vragen van het leven. Nu zit ik hier, in een broek en hemd stijl 1970, kijkend uit de ogen van datzelfde kind, met het gevoel van datzelfde kind. Mentale volwassenheid bestaat helemaal niet. Ik ben bedrogen door de ouders, die beweerden van wel. Die dat gebruikten voor hun overmacht. Ik ben nog steeds dat kwetsbare kind, dat complimenten wil krijgen en geborgenheid zoekt. Ik ben nog steeds de dochter van mijn vader, die het gevoel heeft zo veel verkeerd te doen. En ik ben nog steeds dat meisje, dat wil huppelen als de zon schijnt. Behalve als ik in de spiegel kijk.
   
   

No comments:

Post a Comment