2.6.12
Elke dag stervende
De stijging van de zorg- en ziektekosten door de vergrijzing heeft een discussie op gang gebracht, die inmiddels niet alleen nog gaat over waar het geld vandaan moet komen, maar ook of we het geld überhaupt altijd moeten uitgeven. Met 'altijd' doel ik op levensreddende operaties en behandelingen, ongeacht leeftijd en de fysieke of geestelijke staat van de patiënt. Moet een dementerende bejaarde nog een openhartoperatie ondergaan, of moet een hele zwakke tachtig jarige nog een nieuwe heup krijgen?
In de discussie wordt gesteld, dat de patiënt en/of de familieleden op dit moment de dienst uitmaken en dat de artsen die wensen moeten opvolgen. Maar ook de medische wereld zelf heeft, terecht natuurlijk, als doel om mensen zo lang en plezierig mogelijk te laten leven en doet er alles aan om levens te rekken.
Daarbij dragen verschillende overheden en vele organisaties als het Longfonds en de Hartstichting ons, via allerlei voorlichtingscampagnes, op om vooral gezond te leven. We mogen geen ziektes krijgen en er zeker niet aan dood gaan. Het algemene doel: mensen moeten zo oud mogelijk worden.
Joris Slaets, hoogleraar ouderengeneeskunde, zegt in een interview in de Volkskrant van vandaag: "Ik denk dat mensen nu vaak te laat sterven." En elders: "Ik vind dat je gewoon over de dood moeten kunnen praten." Hij heeft gelijk. In Nederland kan dat niet. De dood is een taboe. De jeugd denkt aan een rekbaar leven, waarin alle sores van de ouderdom voortdurend voor hen uit blijft schuiven, tot een midlifecrisis ineens de gemoederen laat ontwaken of een hartinfarct of een knobbeltje in de borst het gezonde lijf de eerste dolksteek toebrengt. Voor die tijd wordt over de dood absoluut niet gepraat en als het kan ook zo min mogelijk gedacht. Jaren geleden zei Max Pam (journalist, schrijver, etc.) in een interview op tv, naar aanleiding van zijn hersenbloeding in 2002, dat hij nog nooit in een ziekenhuis was geweest en zich ontzettend verbaasde over zoveel ellende en ziektes. Ik was onthutst. Waar had die man tot 2002 ondergedoken gezeten?
De gezondheidsnota van onze gemeente is afgelopen donderdag door de raad aangenomen. In de nota veel aandacht voor preventie, want we mogen niet ziek worden. We moeten niet roken, niet drinken, niet blowen, niet depressief worden. En om dat te bewerkstelligen moeten we veel bewegen. Daartoe dient zelfs het plan om twee beweegcoaches aan te stellen, want er zijn mensen, die dat zelf niet kunnen bedenken of die er niet toe kunnen komen. Wat kan je tegen zo'n nota hebben? Niets! Hij is er om ons gezond te houden of weer te krijgen, maar waarschijnlijk nog meer, om de kosten van de zorg en de ziektes tot het minimum te beperken. Ook de senioren worden er rijkelijk in vermeld. Zij moeten ook veel bewegen en zo lang mogelijk blijven leven. De meerkosten voor mensen boven de 70 gaan echter niet zitten in hun ziektekosten, maar in die voor de zorg die zij tot hun dood benodigen (nog afgezien van alle jaren AOW, waarop zij recht hebben). Kortom, lang leven is duur voor de gemeenschap. En waar dat geld in de toekomst vandaan moet komen, weten we nog niet.
Het wordt dus tijd, dat er een hele nieuwe discussie op gang komt. Is de enorme aandacht in onze huidige samenleving voor preventie wel iets wat wij ons kunnen permitteren? Moeten wij niet aan het individu overlaten, hoe gezond of ongezond deze wil leven? Kunnen we de roker, de drinker of de blower niet gewoon met rust laten? Dan kunnen we misschien praten over genieten van een korter leven?
Na mijn slokdarmoperatie zei mijn chirurg: "Je wordt er geen tachtig mee." Dat vond ik flauw, want waarop moest ik dan rekenen? 79, 50? Inmiddels 54 vind ik, dat ik de 81 ga bewijzen, maar lukt dat niet, so be it. Net als mijn moeder 90 worden, dat liever niet. Die heeft jarenlang zitten wegkwijnen in een rolstoel, in een luier, met scheve mond, afasie, hardhorend en volkomen afgesloten van haar omgeving. Om een pilletje kon ze niet eens meer vragen.
Iemand die goed ziek is geweest weet, dat lijf en geest zo verschrikkelijk kunnen aanvoelen, dat de dood een verlossing zou zijn. Wat je, bijvoorbeeld, met een chemokuur op de been houdt is het uitzicht op het einde van die kuur. Maar als er geen einde aan de ellende zit, als dat lijf voortdurend lijdt, dan is de dood aanvaardbaar, een verlossing. Van mij mag er dan ook meer aandacht uitgaan naar het omgaan met angst voor de dood. Dat houdt in, dat we erover moeten kunnen praten, dat we de dood accepteren als het enige zekere onderdeel van ons leven. In plaats van twee beweegcoaches zou ik liever twee filosofen zien, die een discussie op gang brengen over de waarde van het leven en de waarde van de dood. We zijn allemaal stervende, ons hele leven, maar pas als we dodelijk ziek zijn, gaan we ons er mee bezig houden. Veel eerdere berusting in het feit, dat de dood onvermijdelijk is, is volgens mij een grote stap in de richting van een prettig en zelfs gelukkig leven. Het doet je beseffen dat je iedere dag moet pakken, iedere dag goed om je heen moet kijken, iedere dag je geliefden moet koesteren en iedere dag moet genieten van wat je wél hebt.
Het zou best eens kunnen zijn, dat dat leidt tot een aangenamer samenleving, waarin mensen meer rekening met elkaar houden, elkaars fouten sneller vergeven en zich beter kunnen verplaatsen in een ander. Dat leidt weer tot een grotere harmonie en wellicht zelfs tot een betere gezondheid.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment