13.8.17

Ik ben een mier

Mijn mieren zijn heel klein. Hun voedsel is nog kleiner. Zo klein, dat ik het met een leesbril zelfs niet kan zien. Mijn vaatdoekje gaat iedere keer trouw over het aanrecht, maar laat kennelijk toch bergen voer achter, want 's morgens krioelt er een zwart pad ergens vandaan, ergens naartoe. Zelfs de kraan spoelt in de gootsteen niet alles weg wat eetbaar blijkt en het grondig omspoelen van mijn thermosbeker heeft geen enkele zin.
    Deze microwereld waarmee ik ieder dag word geconfronteerd is me gaan fascineren. Ik haat het om dieren te doden, dus spoel en poets ik alleen weg wat de mieren zo intrigeert. Het pad verdwijnt dan vanzelf. Daarmee beperk ik het aantal verzopen en platgedrukte lijkjes en mijn geschuldgevoel. Wie was er immers eerder in dit huis, zij of ik? Aan de andere kant, zonder mij hadden ze hier weer niets te zoeken.
    Ik stel me voor een pionier mier te zijn, zo eentje die mijlen afloopt op zoek naar onzichtbaar voer en, als het eenmaal is gevonden, zijn familie de weg wijst.



Ineens dondert er een berg water ter grootte van een enorm boomblad, door cohesie opbollend, voor mijn neus neer. Ik kan mijn pad niet meer vervolgen en zoek naar een weg eromheen. Het was dit keer een zware plens. Ze waren wel eens groter, maar meestal zijn ze slechts een suikerkorrel groot. De vorige keer werden mijn achterpoten nat, maar ik wist te nauwernood te ontsnappen. Ik vraag me dan weer af, waar die plens vandaan komt, maar kan het antwoord er niet op vinden. Het is nou eenmaal zo. Net als dat enorme gele monster dat laatst vanuit het niets op mijn wereld kwam vallen. Ik kon het ontwijken, mijn maatje helaas niet.
    Mijn wereld zit niet alleen vol enorme angstige gebeurtenissen die niemand kan verklaren, ook van de mooie begrijpen wij niets: brokken vlees, die plotseling neerdonderen of een suikerbui! Wij slepen mee wat eetbaar is en stellen maar geen vragen meer. Daar ver boven ons, ver buiten ons gezichstveld, in de oneindige verte, spelen zich zaken af die ons brein niet kan bevatten. Soms tilt iets ons op, soms vliegen we mijlen ver door de lucht om toch op onze poten terecht te komen, een andere keer worden we zonder het te vragen van de verdrinkingsdood gered en donderen kleddernat en zeer beduusd, maar zielsgelukkig neer.
    Meestal gaat alles goed, soms gaat het goed fout. We maken ons er niet meer druk om, omdat alles om ons heen in een fractie van een seconde kan veranderen. Wat heeft het voor zin om je druk te maken om iets wat je niet in de hand hebt? Wij hebben geleerd hoop te hebben en een soort vertrouwen dat ons niet zal overkomen, wat de minder fortuinlijken overkwam. Het is ons lot, de onzekerheid en de onwetendheid. Wat zich daarboven afspeelt is niet en nooit te bevatten. Het is een raadsel, dat zich wellicht ooit zal openbaren als wij er voorgoed door worden opgeslokt. 

No comments:

Post a Comment